De Heer Jezus in het Mattheüs-evangelie (7)
Les 7
“De ontfermingen van de verworpen Christus” (Mattheüs 14:14 en 15:32)
Beste cursist,
In de hoofdstukken 11 en 12 van het evangelie naar Mattheüs zien de van de Heere Jezus te Galiléa en Judéa. In hoofdstuk 13 zien we dat de Heere Jezus geen Koninkrijk op aarde kan vestigen, maar dat Hij Zich terug moet trekken in de hemel. Wat is Zijn antwoord op zo’n hartgrondige afkeer van de mens? Gaat Hij nu een streng oordeel uitspreken? In de hoofdstukken die nu komen (14 tot 16:12) zien we dat Zijn hart onveranderd vol genade, liefde, troost en erbarmen is. “Hij werd met ontferming over hen bewogen” (14:14), en: “Ik ben met ontferming bewogen” (15:32). Met ontferming bewogen, dat zeggen: Zijn hele hart
gaat er naar uit om hen te troosten in hun verdriet, om hun zorgen weg te nemen, om in hun behoeften te voorzien. Ontferming is als medelijden, maar dan niet alleen als ontroering maar ook als dadendrang. Ontferming zoekt naar een weg om het lijden te verminderen. Kunnen we ons voorstellen dat de Heere Jezus zó aan ons dacht, zó over ons dacht na alles wat Hij van ons moest verdragen?
Lees: Mattheüs 14:1-13.
Vraag 1a:
De Heere Jezus heeft in de hoofdstukken 11 en 12 al heel veel vijandschap moeten meemaken. In het eerste deel van hoofdstuk 14 krijgt Hij de boodschap dat Johannes de doper, “de vriend van de bruidegom”, op een wrede manier om het leven is gebracht.
Wat is er gebeurd?
……………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………….
Vraag 1b:
Welke indruk maakt dit op Hem? Waar zien we dat aan?
……………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………….
Hoofdzaak: Ondoorgrondelijke genade, dat hij mij Zijn vriend noemt, en dat ik alles voor Hem beteken!
Lees: Mattheüs 14:13-21.
Vraag 2:
Kennelijk komt het bij niemand van al die mensen (“de schare”) op, dat de Heere Jezus rouwt om Johannes de doper. Hierdoor heeft Hij grote behoefte aan eenzaamheid. Zij echter eisen Zijn aandacht op. Maar wat doet de Heere?
……………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………….
Hoofdzaak: Zijn liefde is zó groot, dat voor Hem óns belang boven Zijn eigen belang gaat. Wat geven wij Hem daarvoor terug? Ons hele hart?
Hij geneest hun zieken en Hij verzorgt zelfs hun eten, waar ze naar de mens gesproken zelf aan hadden moeten denken. Hij geeft mild en zonder verwijt. Zou het niet zijn, omdat Hij zich erover verheugde dat Hij hen de hele dag onder Zijn gehoor had gehad? Hij zaaide het woord graag en rijkelijk.
Vraag 3:
Wanneer vindt Hij wel tijd om het verdriet bij Zijn God en Vader te brengen?
……………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………….
Lees: Mattheüs 14:22-33.
De discipelen bevinden zich in de volgende geschiedenis weer in een benarde situatie. Het schip wordt midden op de zee geteisterd door de golven. De vorige keer toen zij zoiets meemaakten, was de Heere in ieder geval nog zelf aan boord geweest (Mattheüs 8). Hij had zich toen machtig betoond. Maar nu?
Vraag 4:
Waarom blijft Petrus niet gewoon nog even in het bootje, en wat vindt de Heere Jezus daarvan?
……………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………….
Hoofdzaak: De Heere Jezus waardeert onze oprechte gevoelens zéér. Aan schijnheiligheid (huichelarij) heeft Hij echter een afschuw.
Vraag 5:
Wanneer gaat de wind liggen?
……………………………………………………………………………………………………………………….
Vraag 6:
Er staat in deze geschiedenis een belangrijke aanwijzing waaruit zij konden weten dat ze geen moment in gevaar waren. Welke aanwijzing?
……………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………….
Hoe vaak overkomt het ons niet dat we uit het oog verliezen dat Hij onze wegen leidt. Moge deze geschiedenis het geloof in ons vernieuwen, dat Hij bestuurt en altijd over ons waakt.
Lees: Mattheüs 14:34-36; Markus 6:53-56; Lukas 12:1; Johannes 6:22-26, 60, 67.
Vraag 7:
Deze gedeelten gaan over dezelfde aankomst in het land Gennézareth en Kapernaüm (buursteden). In het Johannes-evangelie lezen we dat de Heere Jezus – na de nacht op zee – onderwijs gaat geven over het Brood des Levens. In het Lukas-evangelie lezen we, dat er op dezelfde dag (tien)duizenden kwamen voor genezingen en wonderen. Waren er dan ook (tien)duizenden die werkelijk geloofden? Van hoeveel slechts kunnen we in deze geschiedenis zien dat ze geloven in het Brood des Levens?
……………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………….
Hoofdzaak: Het gaat de Heere Jezus niet om grote aantallen. In de hemel is blijdschap over één zondaar die zich bekeert.
Lees: Mattheüs 15:1-9.
In de eerste helft van hoofdstuk 15 komt “de overlevering der ouden” ter sprake. Dit was de zeer uitgebreide uitwerking, die de Joodse geleerden hadden geschreven van de Wet, in honderden regeltjes, tot in de kleinste dingen van het leven. Het was oorspronkelijk misschien goed bedoeld, maar als God een wetboek van strafrecht had bedoeld, had Hij dat Zelf wel gegeven. Uiteindelijk leidde deze overlevering tot een verstikkend juk, een dode letter, waarbij het gewichtigste van de Wet werd nagelaten: het oordeel en de barmhartigheid en de trouw (Mattheüs 23:23).
Vraag 8:
Hoe oordeelt de Heere Jezus hierover?
……………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………….
Hoofdzaak: Wij mogen Gods Woord nooit ontkrachten door menselijke uitleg te stellen boven Gods Woord, Dit lijkt vanzelfsprekend, maar op dit punt vertonen wij heel vaak geestelijke gemakzucht. Dit leidt er op zijn beurt toe dat ons hart zich verre houdt van Hem (vers 8), en dat we Zijn liefdevolle onderwijs in ons leven missen.
Lees: Mattheüs 15:10-20.
Vraag 9:
Wat verontreinigt ons? De volgende vraag is indringend (alleen een ja/nee antwoord is genoeg, maar neem wel de tijd om er goed over na te denken). Ben ik verontrreinigd door wat er van mij uitging?
……………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………….
Hoofdzaak: Als de buitenkant van een mens er keurig uitziet, weet je nog lang niet hoe het er van binnen uitziet. Voor de Heere echter is niets verborgen. Hij wil ons reinigen van alle ongerechtigheid (1 Johannes 1:9).
Lezen: Mattheüs 15:21-28.
In dit tweede gedeelte lezen we van een gebeurtenis, die bij oppervlakkige lezen wonderlijk op ons overkomt. Zó kennen we de Heere Jezus toch niet. Hij lijkt hier zo hardvochtig! De Heere is hier in werkelijkheid geen moment hard. Om te beginnen is Hij volmaakt gehoorzaam aan Zijn God en Vader die Hem in de eerste plaats tot het volk der Joden had gezonden. Hij wacht op het moment dat Zijn God hem zegt dat Hij ook deze heidense vrouw mag zegenen. Bovendien weet Hij van meet af aan hoe ver Hij kan gaan.
Vraag 10:
Kunt u in ten minste twee trefwoorden de gezindheid van deze vrouw samenvatten, een gezindheid die noodzakelijk is om Gods reddende genade te kunnen ontvangen?
……………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………….
Hoe waar is Gods Woord: “Verder zei Hij: Het is te gering, dat Gij Mij een knecht zoudt zijn, om op te richten de stammen van Jakob, en om terug te brengen de bewaarden in Israël; Ik heb U ook gegeven tot een Licht der heidenen, om Mijn heil te zijn tot aan het einde der aarde” (Jesaja 49:6). “God weerstaat de hoogmoedigen, maar de nederigen geeft Hij genade” (1 Petrus 5:5).
Vraag 11:
De Heere weet hoe ver Hij kan gaan. Wat wordt zichtbaar wat Hij al in het hart van deze vrouw had gezien?
……………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………….
Hoofdzaak: “Wie tot Mij komt, zal Ik zeker niet uitwerpen” (Johannes 6:37).
Lees: Mattheüs 15:29-39.
In dit laatste gedeelte van Mattheüs 15 lezen we van de tweede wonderbare spijziging.
Vraag 12:
Wat doet de Heere Jezus vóórdat Hij de broden breekt? Was het brood toen al vermenigvuldigd?
Wat betekent dat voor ons?
……………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………….
Hoofdzaak: De Heere toont hier wat geloof in God in alle dingen betekent. Voor een mens van nature is er maar weinig moeilijker dan geloven. Niets is eenvoudiger dan geloven voor een hart dat stil is in God.
Wist u trouwens dat bij de eerste wonderbare vermenigvuldiging van het brood er twaalf handkorven overblijven, en dat er hier, bij de tweede wonderbare vermenigvuldiging zeven grote manden overblijven?
“Waar Jezus komt, daar zegent Hij, dat doet Hij u, dat doet Hij mij.
Lees: Mattheüs 16:1-12.
In deze verzen is sprake van zuurdeeg. Leest u ook eens Markus 8:15 en Lukas 12:1 en 1 Korinthe 5:6-8 en Galaten 5:8.
Vraag 13:
Waar is het zuurdeeg een beeld van?
……………………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………………….
Hoofdzaak: Gods Woord roept ons op om het zuurdeeg uit ons leven weg te doen (zie ook Exodus 12:15). De Heere helpe ons daarbij! De Heere Jezus wil absoluut niet dat wij ook maar het minste iets van huichelarij vertonen. We mogen in nederigheid worstelen met een zwakheid, maar we mogen niet in hoogmoed schijnheilig zijn.
De zegen van Hem toegewenst met een hartelijke groet, en zo de Heere wil tot de volgende les. Dat zal dan het 2e deel van het evangelie naar Mattheüs zijn.
Geplaatst in: Bijbelcursussen
© Frisse Wateren, FW