De haas – een herkauwer?
“En de haas, want hij herkauwt wel, maar heeft geen gespleten hoeven; die zal u onrein zijn” (Lev. 11:6)
“De Bijbel is geen natuurwetenschappelijk leerboek” – dat is een stelling waarmee velen geconfronteerd worden die aan de betekenis (relevantie) van de Bijbelse overlevering ook voor natuurkundige en geschiedkundige vragen vasthouden. En deze stelling klopt ook. Zou de Bijbel daadwerkelijk een leerboek zijn, dan zou zij bijvoorbeeld definiëren wat een “geschapen soort” zou zijn. Of zij zou natuurkundige dingen systematisch beschrijven en niets terloops vermelden.
Maar zou met de stelling “De Bijbel is geen natuurwetenschappelijk leerboek” eigenlijk niet iets heel anders gezegd worden dan het banale feit dat de Bijbel de natuur niet als een leerboek beschrijft. Vaak dient het als verontschuldigende toelichting daarvoor, dat de Bijbel in natuurkundige uitspraken niet van betekenis is. Velen gaan nog verder omdat zij ook het scheppingsverhaal (Genesis 1) of de Bijbelse zondvloed-overlevering als niet realistisch bedoelde schilderingen aanzien en op “de wetenschap” (hier op de evolutieleer) wijzen, die immers getoond hebben dat Bijbelse waarheden natuurkundige aspecten niet zouden kunnen betreffen.
Als graag gebruikt motivering voor deze opvatting wordt ernaar verwezen dat volgens de Bijbel de haas een herkauwer is (na te lezen in Leviticus 11:6 en Deuteronomium 14:7). En dat is immers nu, zoals algemeen bekend is, verkeerd. Mij zelf werd in mijn doctoraal examen de vraag gesteld, wat ik dan zou antwoorden wanneer iemand met verwijzing naar de “herkauwende hazen” de onfeilbaarheid van de Bijbel bestrijdt.
Van theologen kan men weliswaar niet verwachten dat zij op de hoogte zijn van de biologie van de haas-achtigen. Maar zij hadden kunnen informeren bij de biologen. Het is namelijk in de moderne biologie al meer dan 100 jaar bekend en gepubliceerd, dat hazen daadwerkelijk herkauwers zijn, zij het dan ook op een andere wijze dan de rundachtigen. Deze gedrags- en spijsverteringswijze van de haasachtigen heb ik in het eerste simester van mijn biologiestudie in de fysiologie-college leren kennen. Ik kan mij nog herinneren dat professor Hassenstein daarop opmerkzaam maakte, dat de Bijbelse beschrijving correct is.
Mozes wist het klaarblijkelijk al veel vroeger, want hij respectievelijk zijn tijdgenoten hadden het Goddelijk gebod begrepen en diens natuurkundige betrekking door nauwkeurige waarneming uitgevoerd. Natuurlijk hebben zij hun waarnemingen niet in moderne wetenschappelijke vaktaal opgeslagen, maar in de taal van aanschouwing. Inderdaad: de Bijbel is geen natuurkundeleerboek, waarin systematisch ongeveer zoals in “Grzimeks Tierleben” de verschillende diergroepen behandeld worden. De herkauwende haas wordt in een andere samenhang genoemd, namelijk in de verordeningen over reine en onreine dieren.
In hoeverre is nu de haas een herkauwer? Laten we het zojuist genoemde “Grzimeks Tierleben” het woord geven. In band 12 wordt op bladzijde 421 v.v. het volgende geschilderd:
“In het jaar 1882 publiceerde Morot in een Frans dierentijdschrift zijn opmerkingen over de met slijm overtrokken “maagpillen” van de haasachtigen. Behalve de normale vaste uitwerpselen produceren deze dieren namelijk een tweede vorm van uitwerpsel – namelijk weke, zacht gevormde kogeltjes, die ze na het deponeren direct opnemen en ongekauwd doorslikken. Zij verzamelen zich op een bepaalde plaats van de maag (in het cardiagebied) en worden nogmaals verteerd. Op zulk een wijze gaat een deel van het voedsel tweemaal door de darm en wordt daardoor beter ontsloten. Deze “dubbele spijsvertering lijkt op een bepaalde wijze op het herkauwen van de meeste spleethoeffamilies”. Het weke uitwerpsel (Caecotrophe) wordt in de blinde darm gevormd en daar sterk met vitamine B1 verrijkt; volgens de onderzoekingen van Scheunert en Zimmremann bevat het ten opzichte van het normale uitwerpsel de vier- tot vijfvoudige hoeveelheid aan vitaminen. Voor de haasachtigen is het “blindedarm-” of “vitamineuitwerpsel” van vitaal belang; het vergemakkelijkt hen vermoedelijk ook het doorstaan van langere vastentijden bij ongunstig weer”.
Overigens berichtte mij een vriend, dat zijn kinderen het eten van uitwerpselen van de haas zelf waargenomen hadden, zonder dat zij tevoren van deze eigenaardigheid geweten hebben. Het was hen bij het waarnemen van van de haas opgevallen. (Er hoeft nauwelijks gewag gemaakt worden dat zij het bijzonder smakelijk vonden, maar mensen zijn nu eenmaal geen hazen). Wat kinderen kunnen waarnemen, konden ook mensen 3.000 jaar geleden vaststellen. Het herkauwen van de haas hebben zij niet “verzonnen”. Zij konden het net zo waarnemen als de dierkundigen van de moderne tijd.
Welke slotconclusies kunnen wij trekken? Aan de hand van dit voorbeeld wordt voorbeeldig duidelijk, dat de Bijbel natuurkundig zeer wel relevant is, ook wanneer zij de natuurkundige opmerkingen niet als een leerboek schildert, maar in het kader van een ander doel. De haas is geen lid van de rundachtige herkauwer; hij behoort dierkundig in een andere zoogdierenorde dan de andere herkauwers. Maar in Leviticus 11 gaat het niet om een dierkundige systematiek. Dat echter, wat de Bijbel schildert, is correct op een aanschouwelijke algemeen begrijpelijke manier voorgesteld. De blindedarm-uitwerpselen etende haas is een goed voorbeeld daarvan.
Reinhard Junker, © Folge mir nach
Geplaatst in: Maatschappij, Schepping
© Frisse Wateren, FW