19 jaar geleden

De Gouden Kandelaar (11)

Wij moeten de heerlijkheid en macht van onze God erkennen, willen we Zijn overwinning in ons leven ervaren. We mogen Hem als de Allerhoogste en Almachtige voor ogen en in ons hart hebben, en moeten evenzeer vertrouwen op Zijn liefde als op Zijn bescherming, willen we strijders voor God worden in de diepste betekenis van het woord. Een zeer persoonlijke, diepe innerlijke band moet de ziel van hen die in Zijn naam de vijandelijke machten overwinnend tegemoet wil treden, met God verbinden. God is er voor Zijn strijder alsof deze de enige was op het hele wereldrond die Hij moet beschermen en tot overwinning leiden en hij mag zeggen: “God is vóór mij en ik zal niet vrezen; wat zou een mens mij doen?” En wat zou een overwonnen duivel mij kunnen doen? Als God op zo’n heerlijke wijze met ons is, wie kan dan tegen ons strijden? Wie zou het wagen ons, de uitverkorenen van God – Zijn beminden – aan te klagen? God is immers zelf de hoogste rechter en Hij rechtvaardigt ons volkomen (zie Romeinen 8:31-34).

Het leven in de Geest (7)

Hoofdstuk 3 (vervolg)

Wye 1 - Stilte

Hebt u uw Pniël al beleefd?

Voordat wij sterk kunnen zijn in de Heer en in de macht van Zijn sterkte, voordat we de vijand grondgebied en buit kunnen ontnemen, moeten wij hebben beleefd wat Jakob die nacht in Pniël beleefde (Genesis 32:22-31). Voordat we werkelijk overwinnend met de vijand kunnen strijden, moet God met ons deze strijd van verbreking strijden, waarin onze nieuwe natuur doordringt tot de overwinning over de oude (Romeinen 7:14-24).

Nadat God in het leven van Jakob vele jaren in die richting gewerkt had, kostte het toen nog een lange nacht en leek het er al op dat God Jakob aan zichzelf moest overlaten in zijn ongebrokenheid. Hij zei: “Laat mij gaan, want de dageraad is gekomen”. Maar toen brak de wil tot overwinning van de nieuwe natuur ten volle bij Jakob door: “Ik laat u niet gaan, tenzij gij mij zegent”. En toen de Almachtige Zich liet overwinnen door de nieuwe natuur van Jakob, overwon Hij diens oude mens. Wat een moment – het aanbreken van een nieuwe dag!

Nog eens moest Jakob met diepe schaamte de naam die hij tot dusver had gedragen, voor God uitspreken: Jakob – bedrieger! Maar dan ontvangt hij zijn heerlijke nieuwe naam: Israël – strijder met God! Tot dusver had in het leven van Jakob de natuurlijke mens volkomen de overhand gehad. Hoe tegenstrijdig dit ook lijkt, toch moet het tot zijn beschaming worden gezegd. Maar nu was er werkelijk iets nieuws gekomen; Jakobs nieuwe mens zou voortaan in God en met God overwinnen en daarmee werd de volle zegen pas zijn deel. Nu kende hij zijn heerlijke God werkelijk en nu pas kon hij Hem voor de mensen verheerlijken.

Jakob gaf aan deze plaats de naam Pniël, dat wil zeggen Gods aangezicht, want hij zei: “Ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht en mijn leven is behouden gebleven” – behouden van de langdurige ik-ziekte, van de hoogmoed, van de zelfzucht, de onreinheid en van al die ongoddelijke trekken die de natuurlijke mens kenmerken en die dubbel lelijk zijn als een lid van Gods volk ze nog draagt (Kolosse 3:8-11). “Zij, die in het vlees zijn, kunnen Gode niet behagen. Gij daarentegen zijt niet in het vlees, maar in de Geest, althans, indien de Geest Gods in u woont. Indien iemand echter de Geest van Christus niet heeft, die behoort Hem niet toe” (Romeinen 8:8,9).

In dit verband begrijpen we de vreugde van onze Here Jezus Christus in de geest, toen Hij mocht zien dat Zijn geliefde discipelen – niet alleen de twaalf, maar ook de zeventig – tot ware geloofsstrijders waren uitgegroeid. Zijn werk in deze drie jaren was niet tevergeefs geweest: “Ik dank U, Vader, Heer des hemels en der aarde, dat Gij deze dingen voor wijzen en verstandigen verborgen hebt, doch aan kinderkens geopenbaard. Ja, Vader, want zo is het een welbehagen geweest voor U” (Lukas 10:21).

In de schuilplaats des Allerhoogsten – in de schaduw des Almachtigen

Als de Here Jezus aan Zijn verwijzlng naar de val van satan de geweldige woorden toevoegt: “Zie, Ik heb u macht gegeven op slangen en schorpioenen te treden en tegen de gehele legermacht van de vijand -en niets zal u onmogelijk zijn – niets zal u enig kwaad doen” (Lukas 10:19), dan worden wij aan Psalm 91 herinnerd. De psalmist, een man die veel oorlogen en strijd heeft doorgemaakt, had al zijn overwinningen slechts behaald door te vertrouwen op de macht en heerlijkheid van zijn God. En de dag kwam waarop al zijn vijanden defnitief en voor altijd waren overwonnen (2 Samuël 22:1-3,18-20,50,51). Zo kan deze verheven psalm de nieuwtestamentische geloofsstrijder helpen om te komen tot een dieper begrip van de heilige overwinningsgeheimen. In de allereerste plaats gaat het hier over het volkomen geborgen zijn van de gelovige in zijn God.

Wij moeten de heerlijkheid en macht van onze God erkennen, willen we Zijn overwinning in ons leven ervaren. We mogen Hem als de Allerhoogste en Almachtige voor ogen en in ons hart hebben, en moeten evenzeer vertrouwen op Zijn liefde als op Zijn bescherming, willen we strijders voor God worden in de diepste betekenis van het woord. Een zeer persoonlijke, diepe innerlijke band moet de ziel van hen die in Zijn naam de vijandelijke machten overwinnend tegemoet wil treden, met God verbinden. God is er voor Zijn strijder alsof deze de enige was op het hele wereldrond die Hij moet beschermen en tot overwinning leiden en hij mag zeggen: “God is vóór mij en ik zal niet vrezen; wat zou een mens mij doen?” En wat zou een overwonnen duivel mij kunnen doen? Als God op zo’n heerlijke wijze met ons is, wie kan dan tegen ons strijden? Wie zou het wagen ons, de uitverkorenen van God – Zijn beminden – aan te klagen? God is immers zelf de hoogste rechter en Hij rechtvaardigt ons volkomen (zie Romeinen 8:31-34).

Op slangen en schorpioenen zult gij treden”

“Op leeuw en adder zult gij treden, jonge leeuw en slang zult gij vertrappen” (Psalm 91:13). Hier vinden we een toenemende moed, een toenemende kracht. Eerst treedt de geloofsoverwinnaar op deze machtige vijanden, dan vertrapt hij ze! En voor de toekomst wordt ons de derde fase in het vooruitzicht gesteld: “De God des vredes zal weldra de satan onder uw voeten vertreden” (Romeinen 16:20).

Hoe vollediger en blijvender onze persoonlijke overwinning over de vijand is, hoe reiner en gelukzaliger ook onze gemeenschap is met de grote Heer, in wiens kracht wij overwnnen en in wiens schuilplaats en schaduw wij geborgen zijn. Ons vertrouwen op Hem en onze blijdschap in Hem worden tastbaar verdiept. Dat is juist wat Zijn hart verlangt en verblijdt.

Wat doet onze heerlijke Heer niet voor hen die Hem volkomen vertrouwen en gehoorzamen, die bij Hem schuilen en alles wagen, opziend tot Hem, voor Zijn eer! Toen de discipelen in de stormnacht tegen de golven en de storm streden, haastte de Heer Zich naar hen toe vanaf de berg, bracht met een machtswoord het stormachtige meer tot bedaren en bracht Zijn discipelen snel aan land! “Omdat hij Mij zeer bemint, zal Ik hem bevrijden; Ik zal hem beschutten, omdat hij Mijn naam kent. Roept hij Mij aan, Ik zal hem antwoorden; Ik zal in de benauwdheid bij hem zijn, Ik zal hem uitredden en tot ere brengen. Met lengte van dagen zal Ik hem verzadigen en Ik zal hem Mijn heil doen zien” (Psalm 91:14-16).

We worden herinnerd aan de rivier van levend water, die in het hemelse Jeruzalem vanuit de troon van God en het Lam vloeit – een volheid van Goddelijke levens- en verlossingskracht. Het Goddelijke leven in zijn volle kracht zal ons in de heerlijkheid onafgebroken toestromen door de directe tegenwoordigheid van God – door de door niets verstoorde of verbroken gemeenschap met onze Heer en Heiland.

Wie overwint, hem zal Ik geven met Mij te zitten op mijn troon

Wat de Heer de overwinnaar in het vooruitzicht stelt voor de nabije heerlijkheid, wordt in de geest nu al zijn deel: “Wie overwint, hem zal Ik geven met Mij te zitten op Mijn troon, gelijk ook Ik heb overwonnen en gezeten ben met Mijn Vader op Zijn troon” (Openbaring 3:21). Wie de Here Jezus aanhangt, mag nu al “één geest met Hem” zijn – tot een diepe innerlijke overeenstemming met de hemelse Heer op de troon zijn gebracht. Wij willen ons door de Heilige Geest laten onderwijzen waaruit in deze tijd ons koningschap en priesterschap in de geest bestaat.

Waarom laten Gods kinderen zich zo vaak door de vijand tegenhouden, beperken, omlaag trekken, lastig vallen? Waarom kan Gods volk de aanvallende legers der duisternis niet van zich afschudden met de woorden van de Zoon van God: “Ga weg, satan!” (Mattheüs 4:10)? Dit zou mogelijk zijn als de verlosten maar hun eenheid met Christus in Zijn dood en in Zijn opstanding in de praktijk zouden willen aanvaarden. Gods zaak heeft overwinnende gebedsstrijders nodig, die hun medegelovigen door de sterke belemmeringen heen kunnen bidden – tot in de overwinning!

Oorspr. titel: “Vom Leben im Geist”, Christa von Viebahn

Publicatie met toestemming van: Stichting “De Gouden Kandelaar” te Twello, van der Duyn van Maesdamstraat 89, 7391 VK Twello. Het wordt op aanvraag gratis toegezonden en heeft geen abonnementsprijs. Doel van deze publicaties is: Gods volk in onze tijd bewust te maken van de hemelse roeping van de gemeente van Jezus Christus, opdat Hij bij Zijn komst een toebereide bruid zal vinden.

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW