“Vergeet de gastvrijheid niet, want daardoor hebben sommigen onwetend engelen gehuisvest” (Hebr. 13:2).
De instructie hier om niet te vergeten vreemdelingen te verzorgen, zou beter vertaald kunnen worden: “Wees niet vergeetachtig in gastvrijheid” (Darby) of “Vergeet niet gastvrijheid te tonen aan vreemdelingen” (ESV).
De verwijzing die bij deze aansporing hoort zou deze Joodse gelovigen zeer bekend in de oren klinken. Hun gedachten zouden teruggaan naar het moment waarop Abraham drie vreemdelingen ontving en hun een maaltijd verschafte, om er later achter te komen, dat hij de Heer Zelf en twee van Zijn engelen had ontvangen. Als we Genesis 18 doornemen, zien we hoe onbaatzuchtig de gastvrijheid van Abraham was. Terwijl hij op het heetst van de dag in de ingang van de tent zit en opkijkt naar deze drie vreemdelingen, laat hij ze niet naar zich toe komen, maar gaat snel naar hen toe! Hij is ijverig in zijn gastvrijheid!
Hij biedt hen een beetje water aan voor hun voeten, rust en verfrissing voor de lichamen, hij geeft het in zijn gastvrijheid. Hij haastte zich naar zijn vrouw Sara en zegt: “Haast je! Kneed drie maten meelbloem en maak er koeken van. En Abraham liep naar de kudde en nam een kalf, mals en goed. Hij gaf het aan de knecht, die zich haastte om het te bereiden. Toen nam hij boter en melk en het kalf dat hij bereid had, en zette het hun voor en terwijl hij bij hen onder de boom stond, aten zij” (Gen. 18:6-8). Abraham betrekt zijn hele familie bij het nastreven van gastvrijheid. Er worden andere lessen geleerd, maar wat we willen zien is, dat Abraham wordt gegeven om gastvrijheid te betonen en er zeker voor beloond wordt!
Als je verder de Schrift doorleest, leer je dat dit thema er dwars doorheen loopt. In Leviticus 19 vers 33-34 lezen we: “Wanneer een vreemdeling bij u in uw land verblijft, mag u hem niet uitbuiten. De vreemdeling die bij u verblijft, moet voor u zijn als een ingezetene onder u. U moet hem liefhebben als uzelf, want u bent zelf vreemdelingen geweest in het land Egypte. Ik ben de HEERE, uw God.” We zouden kunnen zeggen, dat dit de basis is van gastvrijheid.
In Galaten 6 vers 10 wordt ons opgedragen: “Laten wij dus, wanneer wij gelegenheid hebben, goeddoen aan allen, maar het meest aan de huisgenoten van het geloof.” Onder ‘allen’ moeten we verstaan iedereen die de Heer op ons pad brengt, in het bijzonder andere gelovigen. Wat een unieke en oprechte manier om de liefde van Christus te tonen!
Tim Hadley Sr.
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW