De eindtijd (1)
December 2005. “Israël moet van de kaart”. “Israël moet maar verkassen naar Duitsland of Oostenrijk”. “De holocaust is een fabel”. Dit soort uitlatingen komen in onze dagen uit Iran, waar de fundamentalistische Islam heerst. Het is duidelijk wat deze heersers bedoelen: Weg met dat lastige volk! Maar zou dat ook de bedoeling van God zijn? Wat gaat er allemaal nog gebeuren? Frederik de Grote schijnt eens een hofmaarschalk het bevel te hebben gegeven, hem een bewijs te geven van het bestaan van God. Daarop was zijn korte antwoord: “Majesteit, de Joden!” Deze wereld zal het meemaken Wie zij heeft verworpen en aan Wie alle dingen toebehoren en dat Zijn plannen volledig vervuld zullen worden! God heeft een plan met deze wereld, met Zijn volk Israël en met Zijn gemeente die Hij verwierf door het bloed van Zijn Zoon. Wilt u meer weten van Zijn toekomst, wel dan is deze artikelen-reeks een aanstoot om je daarmee bezig te houden.
“En op die dag zal er geen kostelijk licht zijn, noch verstijving; ja, het zal één dag zijn – die is bij de HEERE bekend – geen dag en geen nacht; maar ten tijde van de avond zal er licht zijn … en de HEERE zal koning worden over de gehele aarde” (Zacharia 14:6-9).
Tijdstippen
“Maar van die dag of dat uur weet niemand, ook de engelen in de hemel niet, ook de Zoon niet, behalve de Vader. Kijkt u uit, waakt en bidt; want u weet niet, wanneer het de tijd is” (Markus 13:32-33).
Van oudsher hebben de mensen, die zich met de bijbelse profetie over de eindtijd hebben beziggehouden, zich afgevraagd wanneer dat alles dan zou gebeuren. Het antwoord is eenvoudig: “We weten het niet precies”. Het kan morgen gebeuren; het kan ook nog enkele jaren duren. De eerste en belangrijkste vraag is voor ons dus niet, wanneer al die bijbelse profetieën vervuld zullen worden, maar of wij op elke moment bereid zijn, met haar vervulling rekening te houden.
En één ding willen we ook niet vergeten: God haalt op Zijn tijd een rijke oogst binnen. Duizenden mensen bekeren zich in Rusland. De gelovigen daar kunnen aan de vraag naar bijbelse en Christelijke literatuur niet beantwoorden [1]. God doet een geweldig werk. Laten we er ernstig voor bidden, dat ook in China, in India en in andere landen de deuren voor het evangelie nog eens wijd open mogen gaan.
De vervulling
De vervulling van de profetie met betrekking tot de eindtijd is reeds begonnen – de staat Israël
“Leert nu van de vijgenboom deze gelijkenis: Wanneer zijn tak al zacht wordt en de bladeren uitspruiten, dan weet u dat de zomer nabij is. Zo ook u, wanneer u al deze dingen zult zien, weet dan dat het nabij is, voor de deur. Voorwaar, Ik zeg u: dit geslacht zal geenszins voorbijgaan, voordat al deze dingen zijn gebeurd” (Mattheüs 24:32-34).
Sinds mei 1948 is er weer een staat Israël en dat na een onderbreking van om en nabij de 1900 jaar. Met deze verrijking is de vervulling van de profetieën met betrekking tot de eindtijd begonnen. Eén van de duidelijkste Schriftplaatsen in dit verband is zonder twijfel Mattheüs 24, waar de Heer Jezus Zelf in de laatste dagen van Zijn leven hier op aarde over de toekomst van het volk Israël heeft gesproken.
Zijn discipelen hadden Hem gevraagd, waaraan ze zouden kunnen zien, wanneer Hij terug zou komen. De Heer gaf hun op deze vraag echter geen precieze tijdstippen, maar sprak onder andere over de vijgenboom als een teken. Wie het evangelie naar Mattheüs opmerkzaam leest, zal zien, dat de vijgenboom een beeld is van het volk Israël (zie hoofdstuk 21:18-21; vergelijk Joël 1:7; Romeinen 11). Het wordt wel heel duidelijk door de uitspraak: “Dit geslacht zal geenszins voorbijgegaan, voordat …”. (24:34), dat duidelijk op het volk van Israël betrekking heeft. Tweeduizend jaar geschiedenis bewijzen de waarheid van deze woorden. Hoeveel volken hebben al geprobeerd, het volk Israël van kant te maken! Eén van de extreemste voorbeelden is wat het Duitse volk de joden in de vorige eeuw heeft aangedaan.
De twijgen van de vijgenboom zullen week worden en bladeren doen uitspruiten. Ja, de twijgen zijn al week geworden en hebben bladeren gesproten, want dit beeld heeft betrekking op het nationale herstel van het volk Israël. Maar er zal een ogenblik komen, waarop de vijgenboom rijpe vruchten voor God zal brengen, wanneer Israël ook geestelijk hersteld zal zijn. En die tijd zal niet meer lang op zich laten wachten, want we zien duidelijk, “dat de zomer nabij is”.
In het boek van de profeet Ezechiël vinden we in hoofdstuk 37 een uitvoerige beschrijving van deze zelfde gebeurtenis van de nationale en aansluitend ook van de geestelijke herstelling van Israël. Daar beschrijft de profeet in het beeld van de dorre doodsbeenderen – die samengebracht worden en met pezen, vlees en huid overtrokken worden – allereerst het nationale herstel (vers 1-8). Het aansluitende geestelijk herstel geschiedt, wanneer de adem van God zal ademen op het volk en het op deze manier opwekt ten leven (vers 9-14).
Er zijn talloze verdere teksten in Gods Woord, die deze grandioze verrijking van het herstel van het volk Israël beschrijven. Zo zeker als een deel van deze voorspellingen al zijn vervuld, zo zeker zullen ook alle andere voorspellingen uitkomen. Als er iets in de omgang der tijden is, wat vertrouwen wekt, dan is dat het Woord van God wel.
Het volk Israël is en blijft het volk van God, ook wanneer God enige tijd een zware weg met hen moet gaan. De Pruisische koning Frederik de Grote schijnt eens een hofmaarschalk het bevel te hebben gegeven, hem een bewijs te geven van het bestaan van God. Daarop was zijn korte antwoord: “Majesteit, de Joden!”
De brandende vraag is nu: Wat zal er als eerste gebeuren?
De opname van alle waarachtige gelovigen
“Maar wij willen niet dat u onwetend bent, broeders, wat betreft hen die ontslapen, opdat u niet bedroefd bent, zoals ook de overigen die geen hoop hebben. Want als wij geloven dat Jezus is gestorven en opgestaan, evenzeer zal God ook de door Jezus ontslapenen met Hem brengen. (Want dit zeggen wij u door het woord van de Heer, dat wij, de levenden die overblijven tot de komst van de Heer, de ontslapenen geenszins zullen vóórgaan. Want de Heer Zelf zal met een bevelend roepen, met de stem van een aartsengel en met de bazuin van God neerdalen van de hemel; en de doden in Christus zullen eerst opstaan; daarna zullen wij, levenden die overblijven, samen met hen in wolken worden opgenomen de Heer tegemoet in de lucht; en zó zullen wij altijd met de Heer zijn. Vertroost daarom elkaar met deze woorden)” (1 Thessalonika 4:13-18).
De opname of het thuis halen van de gelovigen door de Heer zelf is de eerste gebeurtenis, die zal gebeuren, en daarmee willen we ons nu bezig houden. Er zijn mijns inziens geen gebeurtenissen, die daarvoor nog gebeuren moeten (vele bijbelgetrouwe Christenen wachten wel op de oprichting van een tempel in Jeruzalem, waar binnenkort orthodoxe Joden weer zullen offeren [zie verderop]. Het is echter zeer goed mogelijk, dat het bij deze tempel gaat om een gebouw, dat slechts voor korte tijd wordt gebruikt voor het doel van het offeren. In ieder geval spreekt Paulus over een “tempel”, waarin de antichrist zal gaan zitten en zich als God zal laten vereren (2 Thess. 2:4). Zelfs als er een nieuwe tempel gebouwd zal worden, dan zal dat in geen geval de definitieve tempel zijn, die volgens de beschrijving in Ezechiël 40-48 pas in het duizendjarig Rijk zal worden gebouwd.
De aanleiding om deze dingen te schrijven, was voor Paulus een onduidelijkheid bij de gelovigen in Thessalonika. Ze hadden op een eerder tijdstip (toen hij zich voor een korte tijd bij hen ophield) klaarblijkelijk van de apostel gehoord, dat Jezus terug zou komen. Dat was de hoop van de toenmalige gelovigen en ook die van de apostel Paulus, want hij schrijft: “Wij, de levenden”. Het komen van Christus mag de voortdurende verwachting van alle gelovigen zijn.
Nu waren sinds zijn oponthoud in Thessalonika enkele gelovigen daar ontslapen, en de achtergeblevenen waren bedroefd, dat deze ontslapenen niet bij het komen van Christus zouden zijn. Als antwoord op de vraag, wat er met de ontslapenen zou gebeuren, schrijft Paulus hun, dat God de ontslapenen in Jezus bij Hem zou halen. Wanneer Christus uit de hemel terug zou komen om het Rijk op te richten, zouden alle in de Heer ontslapenen samen met Hem komen. Daar zou God voor zorgen. Dat betekent, dat deze ontslapen gelovigen, om met Hem mee te kunnen komen, eerst opgewekt moeten worden en bij Hem moeten zijn. Hoe dat zal gebeuren, wordt in het hierboven geciteerde gedeelte uit 1 Thessalonika 4 verder uitgelegd.
Allereerst zegt de apostel dat hij daarover een openbaring, een woord van de Heer, had ontvangen. Bij een meer nauwkeurige studie komt men tot de ontdekking, dat er hier tweemaal van een komen sprake is: Jezus zal wederkomen, waarbij God de in Hem ontslapenen met Hem zal brengen. Maar daarvoor zal Jezus komen, om ze “op te nemen”, dat betekent dus, om ze eerst tot Zich te halen (vers 17), waarna Hij dan op een later tijdstip met hen verschijnt (vergelijk 2 Thessalonika 1:10; Zacharia 14:5).
Bij dit komen tot opname zal de Heer twee groepen van gelovigen tot Zich in de hemel opnemen: enerzijds de ontslapen en dan opgewekte gelovigen en anderzijds de tot dit tijdstip op de aarde levende gelovigen, die tevoren veranderd zullen worden.
De dan nog op aarde levende gelovigen zullen de ontslapenen geenszins voorgaan, omdat de Heer namelijk, als Hij uit de hemel neerkomt, eerst de ontslapen gelovigen met machtig toeroepen gebieden zal, om uit de graven op te staan. Een ontelbaar grote schare van mensen zal opstaan, namelijk alle waarachtige gelovigen van het begin der mensheid af tot aan de laatste, zojuist ontslapenen. Dat is de voleinding van alle gelovigen, zowel uit de tijd van het Oude als van het Nieuwe Testament, waarvan er in Hebreeën 11:40 staat, dat de gelovigen van het Oude Testament niet zonder “ons” (de gelovigen van het Nieuwe Testament) volkomen gemaakt (of: voleindigd) zullen worden.
Na deze opwekking van alle ontslapenen zal – haast tegelijkertijd – in een oogwenk, in een ogenblik, de verandering van de levende gebeuren en in aansluiting daarop zal de opname van allen plaatsvinden.
De ontmoeting met de Heer Jezus zal in de wolken plaatsvinden, onzichtbaar voor de ogen van alle mensen, die niet in Christus geloofd hebben en die nu achter blijven. Over deze opname heeft de Heer Jezus Zelf ook gesproken, toen Hij nog op deze aarde was.
De woningen in het Vaderhuis
“Laat uw hart niet ontroerd worden. U gelooft in God, gelooft ook in Mij. In het huis van mijn Vader zijn vele woningen; als het niet zo was, zou Ik het u hebben gezegd, want Ik ga heen om u plaats te bereiden. En als Ik ben heengegaan en u plaats heb bereid, kom Ik weer en zal u tot Mij nemen, opdat ook u zult zijn waar Ik ben” (Johannes 14:1-3).
Deze woorden heeft de Zoon van God in de laatste nacht – voordat Hij de volgende dag aan het kruis stierf – tegen Zijn discipelen gezegd. Het zijn Zijn afscheidswoorden aan de discipelen, die Hem gedurende meerdere jaren hadden vergezeld. Hij zou sterven, opstaan en naar Zijn Vader in de hemel terugkeren, van waar Hij immers ook gekomen was. Na Zijn hemelvaart zou Hij voor hen niet meer zichtbaar zijn, maar zij moesten in Hem geloven, zoals ze ook in God geloofden, Die ze nooit hadden gezien. En dan zegt Hij als een bijzondere troost – zonder nadere omstandigheden te noemen of over een bepaalde tijd te spreken -, dat Hij terug zou komen, om hen (en met hen allen, die in Christus geloofd zullen hebben) tot Zich in het huis van Zijn Vader te halen.
Stellen we ons het maar eens voor: in een zeer kort ogenblik zullen miljoenen mensen plotseling niet meer hier op de aarde zijn. En het waren zeker niet de slechtsten, ondanks dat ze “merkwaardige ideeën” vertegenwoordigden, zoals men meende …
Heeft u de zekerheid, dat u tot hen behoort, die opgenomen worden, als onze Heer Jezus Christus komt, om dit woord van Hem Zelf en de woorden van Zijn apostel te vervullen?
We willen nu verdere teksten in Gods Woord openslaan, om te zien, wat na deze zo beslissende gebeurtenis zal gebeuren. In de volgende Schriftplaatsen vinden we tegelijkertijd een bewijs voor het feit, dat deze opname voor het losbarsten van het verschrikkelijke oordeel van God over deze aarde zal plaatsvinden.
Het uur van de verzoeking
“Omdat u het woord van Mijn volharding hebt bewaard, zal Ik ook u bewaren voor het uur van de verzoeking, dat over het hele aardrijk zal komen, om te verzoeken hen die op de aarde wonen. Ik kom spoedig” (Openbaring 3:10).
We willen allereerst ons ook nu weer afvragen, in welke context dit vers staat. Dat is een van de belangrijkste voorwaarden voor een gezonde uitleg van de Schrift.
De Openbaring is het enige boek in het Nieuwe Testament, dat uitsluitend profetisch is. Hoofdstuk 1 is na een korte inleiding vooral een beschrijving van de persoon Jezus Christus als de toekomstige Rechter. De hoofdstukken 2 en 3 bevatten zeven korte – maar toch rijk van inhoud – brieven aan zeven gemeenten, die in de tijd van de opstelling van het boek Openbaring in Klein-Azië (een toenmalige Romeinse provincie) bestonden. Achter de historische betekenis van deze zeven brieven zit een diepere betekenis: zij zijn een “miniatuur-kerkgeschiedenis”, die ons in zeven gedeelten de hoofdlijnen van de ontwikkeling van de kerk beschrijven (zie aanhang II). Een verdere verdieping in dit onderwerp zou te ver voeren; daarover bestaat andere goede literatuur.
Uit de zesde brief, die aan de gemeente in Filadelfia, zien wij dat de Heer de gelovigen voor een moeilijke, wereldwijde verzoeking (of: beproeving van de zijde van God) zal bewaren. Deze verzoekings- of oordeelstijd wordt uitvoerig in de volgende hoofdstukken van Openbaring beschreven. Op enkele gedeelten daaruit zullen we later nog terugkomen.
De oordelen zullen de mensen treffen, “die op de aarde wonen”. Deze uitdrukking komt dikwijls in het boek Openbaring voor en betekent de mensen, wiens verblijf hier op aarde is. Hun interesses zijn uitsluitend op de aarde gericht. Van een hemelse roeping van de gemeente van God weten ze niets. Een verwachting van de opname, zoals Paulus die beschreven heeft, of het thuis halen in het huis van de Vader, waarvan onze Heer heeft gesproken, is hun niets bekend of het laat hen medelijdend lachen.
Voor allen, die echter wachten op de opname van de gelovigen, ja nog veel meer op de Heer wachten, Die dan komt, is deze schriftplaats een verdere verwijzing ernaar, dat er geen gebeurtenis is die voor de opname nog zou moeten gebeuren, laat staan dat de gelovigen van de gemeente de grote verdrukking door zouden moeten.
Maar nu zullen we zien, wat er na de opname verder op de aarde zal gebeuren. Daartoe lezen we een gedeelte uit het boek van de profeet Daniël, die de gehele tijd van de zeventigjarige Babylonische ballingschap (circa. 606-536 vóór Christus) had meegemaakt.
(Wordt D.V. vervolgd)
1. Anno 2006 niet alleen in Rusland maar ook in China, India, Ethiopië, Kongo, komen velen tot geloof in de Heer Jezus Christus. Let wel: niet zoveel in het westen!
Geplaatst in: Toekomst
© Frisse Wateren, FW