Handelingen 2 vers 1-13
Vers 1-4
Toen de dag van Pinksteren werd vervuld, waren alle discipelen op één plaats bijeen. Dit zijn ongetwijfeld de 120 genoemd in het eerste hoofdstuk, maar we moeten hun aantal niet beperken. Sinds de opname van de Heer Jezus volhardden ze in gebed (zie 1:14), in afwachting van de belofte van de Vader.
“En er kwam plotseling uit de hemel een geluid als van een geweldige, voortgedreven wind1 en deze vulde het hele huis waar zij zaten. En er vertoonden zich aan hen tongen als van vuur, die zich verdeelden, en het zette zich op ieder van hen. En zij werden allen vervuld met [de] Heilige Geest en begonnen in andere talen2 te spreken, zoals de Geest hun gaf uit te spreken” (vs. 2-4).
Deze gebeurtenis was de vervulling van wat het “het feest der weken” in het voorbeeld liet zien. Het feest vond plaats vijftig dagen na het offeren van de eerstelingsschoof van de eerste vruchten van de oogst, die een beeld was van de verrezen Christus. Alles werd vervuld volgens de raadsbesluiten van God en kwam volkomen overeen met de beelden van het Oude Testament. Jezus werd gedood op de dag van het Pascha, op een vrijdag. Als de “Eerstelingsschoof”, is Hij “op de dag na de sabbat” (Lev. 23:11) in de ochtend van de eerste dag van de week opgestaan. Vijftig dagen later daalde de Heilige Geest in de gelovigen af. Na de veertig dagen die de Heer vanaf Zijn opstanding op aarde doorbracht, verstreken er nog tien dagen tussen Zijn verhoging aan de rechterhand van God en het afdalen van de Heilige Geest. Deze korte periode was nodig om te bewijzen, dat vanwege de volmaaktheid van het werk aan het kruis de nieuwe mens in Christus in de heerlijkheid van God opgenomen is.
Toen dit bewijs eenmaal was geleverd, was er geen enkele verhindering meer voor de Heilige Geest om in de gelovigen, die door Christus in heerlijkheid vertegenwoordigd werden, af te dalen.
Op Pinksteren, op het Loofhuttenfeest (Lev. 23:15-21), moesten twee beweegbroden van meelbloem worden aangeboden. Ze waren een beeld van de Joden en de volken, geplaatst voor God in overeenstemming met de voortreffelijkheid van het offer van Christus door de kracht van de Heilige Geest. Zolang de gelovigen op aarde zijn, woont de zonde nog steeds in hen. Dit feit wordt aangeduid in het beeld door de aanwezigheid van zuurdeeg in de twee broden. Maar dat is niet wat hun positie voor God kenmerkt. Hij ziet hen in de volmaaktheid, zoals ze in Christus in de heerlijkheid hierboven haar uitdrukking vindt, en de Heilige Geest is hier op aarde het bewijs ervan.
Door de komst van de Heilige Geest worden gelovigen de woonplaats van God. Op dezelfde dag nam God bezit van dit huis van Hem, zoals Zijn heerlijkheid ooit de tabernakel en de tempel vervulde (Ex. 40:34-35; 1 Kon. 8:10,11). Zijn huidige woning bestaat niet langer meer uit dood materiaal, maar uit mensen, nieuwe mensen die geschikt zijn voor de tegenwoordigheid van God, en niet langer voor Zijn aanwezigheid hoeven te vluchten, zoals eens de priesters toen de wolk de tabernakel of de tempel vervulde.
Sinds dat ogenblik wordt de gemeente, het huis van God, gevormd en zijn alle leden van het lichaam van Christus door de Heilige Geest met hun hemelse Hoofd en onderling in één lichaam verenigd. Maar deze waarheid werd pas door de bediening van de apostel Paulus geopenbaard. Hier kwam de Heilige Geest tot de discipelen als de kracht, die ze nodig hadden om getuigen van de Heer te zijn en om hun bediening te voltooien. Hij kwam uit de hemel als een geweldige, voortgedreven wind die niet kon worden weerstaan, en Hij zal de raadsbesluiten van God in genade in deze Christus-vijandige wereld vervullen.
Bij de doop van Johannes daalde de Heilige Geest in de gestalte van een duif neer op Jezus. Elke handeling van de Heer werd gedaan in de kracht van de Heilige Geest, in vriendelijkheid, zachtmoedigheid en genade, waarvan de duif een beeld is. Maar voor de discipelen verscheen de Heilige Geest in de vorm van tongen als van vuur, die zich verdeelden. Het werk van de verlossing was volbracht en het goede nieuws van het heil moest nu worden verkondigd in de taal van elk volk in de hele wereld. Hier hebben we de tegenhanger van de verwarring van talen die bij de bouw van de toren van Babel als oordeel over de mensheid kwam. Hier komt God in genade om mensen daar te zoeken waar ze zijn, en op een wijze die iedereen kan begrijpen. Maar toen aan de mensen in de hele wereld de genade verkondigd werd, gebeurde dat in de kracht van een Geest, die – volgens het Woord van God – alles wat niet van God was oordeelde: de tongen waren als van vuur.
Door de werkzaamheid van de Heilige Geest, door middel van de apostelen, werd de gemeente op aarde gevormd. Vanaf dat ogenblik voegde God dagelijks toe hen die van de oordelen gered moesten worden, die op het punt stonden over het ongelovige volk van de Joden uit te breken (vs. 47). Maar alleen Paulus – en alleen hij – heeft de openbaring van de geheimenis van de gemeente ontvangen.
Merk op dat alle discipelen, en niet alleen de apostelen, vervuld werden met de Heilige Geest, en dat zij door Zijn werkzaamheid in talen spraken. God verandert niets aan de staat van dingen die door de zonde zijn gekomen: de talen blijven. Maar genade komt boven alle hindernissen uit en reikt de middelen aan om het werk van God uit te voeren om de mensen die onder de gevolgen van de zonde staan, te redden. Dan, later, wanneer de aardse zegeningen verwerkelijkt moeten worden, zal de Heer ze alleen door de uitoefening van Zijn oordelen kunnen invoeren.
Vers 5-13
“Nu woonden er in Jeruzalem Joden, godvrezende mannen uit elk van de volken die er onder de hemel zijn. Toen nu dit geluid was ontstaan3, kwam de volksmenigte samen en raakte in verwarring, want ieder hoorde hen in zijn eigen taal spreken”. God leidde de omstandigheden op zo’n manier, dat de genade aan het begin al aan alle mensen, die uit de volken onder de hemel gekomen waren, bekend werd. “Hun geluid is uitgegaan over de hele aarde en hun woorden tot de einden van het aardrijk” (Rom. 10:18, citaat uit Ps. 19:5).
Deze godvruchtige mannen waren met twijfel naar het Pinksterfeest gekomen, één van de drie feesten, waar alle mannen van Israël in Jeruzalem verschijnen moesten (Deut. 16:16). Ze behoorden tot het godvruchtige overblijfsel, dat gespaard werd voor de oordelen die over het land komen zouden.
Deze menigte kwam samen. Dat was het eerste resultaat van de dingen die werden gehoord. Genade verzamelt mensen die door zonde van God gescheiden zijn. Omdat ze nu voorwerpen van dezelfde genade waren, was er geen reden meer voor hun gescheiden zijn. Ze raakten in verwarring omdat ieder hen in hun eigen taal over de grote daden van God hoorde spreken, dat wil zeggen over de genade die alle mensen redding brengt door de erkenning van een gestorven, opgewekte en verhoogde Redder.
De hele geschiedenis van de mens wordt door het kruis afgesloten. God kan nu op het toneel verschijnen om de wonderbare resultaten van het offer van Zijn eigen Zoon bekend te maken. Hij stijgt boven de gevolgen van zonde uit, doordat Hij gebruik maakt van de talen, die Hij verwarde. Hij wil Zijn liefde de vrije loop laten door aan alle mensen Jezus als Redder te verkondigen.
Maar hoewel er veel zielen waren die diep onder de indruk kwamen van deze wonderbare dingen, waren er anderen die spotten en zeiden: “Zij zijn vol zoete wijn!”. Dit zijn treurige getuigen van de weerstand van het natuurlijke hart, dat zelfs tegenover de ontvouwing van zulk een genade en kracht ongevoelig blijft.
Wordt D.V. vervolgd.
Jaargang: 1958 – Pagina: 119
Auteur: gemeenschappelijke bijbelstudie
© www.haltefest.ch
Geplaatst in: Christendom, Gemeente
© Frisse Wateren, FW