Handelingen 5 vers 17-42
Vers 17-21
Een dergelijke bekendmaking van de kracht van de Geest vervulde de hogepriester en de sekte van de sadduceeën met jaloersheid. Te moeten zien hoe de apostelen gunst vonden bij het volk en hoe God met hen was, deed deze mensen pijn in hun aanmatigend ‘standsgevoel’. Ze gebruikten hun macht en wierpen de apostelen in de openbare gevangenis. Maar hun kracht en haat botsten met de macht van de Heer. Ze gaven Hem daardoor juist een nieuwe gelegenheid om Zichzelf te openbaren, maar deze keer niet door de apostelen. Een engel kwam in de nacht, opende de deuren van de gevangenis en zei: “Gaat heen, gaat in de tempel staan en spreekt tot het volk al deze levenswoorden”1. De boodschap die de apostelen verkondigden was “woorden van dit leven”. Het leven was daar als gevolg van de dood en opstanding van de Heer. De apostelen gehoorzaamden onbevreesd. Ze gingen ’s morgens vroeg naar de tempel en leerden.
Vers 21-24
Ondertussen kwamen het Sanhedrin en alle oudsten van de zonen van Israël bijeen. Ze stuurden dienaars naar de gevangenis om de in gevangenschap gewaande gevangenen binnen te brengen. De dienaars vonden de gevangenis zorgvuldig op slot en de bewakers stonden voor de deuren, maar er zat niemand meer in. Bij het horen van deze dingen geraakten de hoofdman van de tempel en de hogepriester in verlegenheid over wat dit toch worden zou. Ja, wat kan het gevolg zijn als deze mannen werkelijk hun vrijheid herkregen hadden? Wat een ongelijke strijd tussen de boosheid van deze mannen en God!
Vers 25-32
Toen kwam iemand met de boodschap: de mannen zijn in de tempel en leren het volk! De hoofdman van de tempel en de dienaren gingen onmiddellijk naar de apostelen om hen met alle voorzichtigheid mee te brengen, omdat ze vreesden door het volk gestenigd te worden wanneer ze geweld zouden gebruiken. Bij mensen zonder God draait alles om het eigen ‘ik’. Toen de religieuze leiders hun prestige bij het volk zagen afnemen, namen ze de discipelen in hechtenis; en toen God Zijn dienaren bevrijdde, probeerden de leiders hun eigen leven te beschermen.
Voor de dienaren van God echter is alles eenvoudig. Gehoorzaamheid aan God is het enige, dat voor hen in aanmerking komt. De gevolgen die daaruit ontstaan, kunnen zij vol vertrouwen aan Hem overlaten.
Voor het Sanhedrin beschuldigde de hogepriester hen er nu van, dat zij ondanks het strikte gebod om niet in deze naam te leren, voortgegaan waren Jeruzalem met hun leer te vervullen. Zijn verwijt verwees niet naar de wonderen die de apostelen hadden gedaan, maar naar de verbreiding van de leer op grond van de dood en opstanding van Jezus. Deze leer verontrustte hun geweten. Maar ze leken te zijn vergeten, dat ze eens hadden uitgeroepen: “Zijn bloed over ons en over onze kinderen!” (Matth. 27:25). Want nu beschuldigden ze de apostelen en zeiden: “U wilt over ons het bloed van deze mens brengen”. Jezus was voor hen nog altijd alleen maar een mens. Maar voor God en de apostelen was Hij de verheven Overste Leidsman en Heiland. Wanneer deze Joden Jezus alleen maar als mens behandelden, waren ze voor de apostelen ook niets meer dan menselijke wezens zonder enig gezag. In hoofdstuk 4 vers 19 antwoordden Petrus en de apostelen: “Of het recht is voor God naar u meer te horen dan naar God, moet u beoordelen”. Maar nadat zij nu een wil hadden geopenbaard die tegengesteld was aan God en zich klaarmaakten om Zijn stem tot zwijgen te brengen, antwoordden ze eenvoudig met het gezag van het goddelijke principe: “Men moet God meer gehoorzamen dan mensen”. Ze spraken echter daarbij nog steeds als degenen, die zich tot het volk rekenden, waartegen God, op grond van de voorspraak van Christus aan het kruis geduld uitoefende. Ze zeiden: “De God van onze vaderen heeft Jezus opgewekt, die u hebt omgebracht door Hem te hangen aan een hout. Deze heeft God als Overste Leidsman en Heiland verhief hem door zijn rechten als leider en redder om Israël berouw en vergeving van zonden te geven. En wij zijn getuigen van deze dingen, en de Heilige Geest die God heeft gegeven aan degenen die hem gehoorzamen”. Deze energieke verklaring bevestigde de hoge Raad hun vreselijke schuld, die op hun geweten drukte. Oh, ze probeerden het te sussen door de apostelen het zwijgen op te leggen. Maar Israël werd nog steeds uitgenodigd om zich te bekeren, en steeds nog werd hem vergeving van zonden aangeboden.
In vers 32 noemen de apostelen het dubbele getuigenis over de verheerlijkte Christus, waarover de Heer sprak in Johannes 15 vers 26 en 27: het getuigenis van de apostelen en het getuigenis van de Heilige Geest.
Vers 33-40
Hoofdstuk 5 toont ons een drievoudige tussenkomst van God:
- Vers 1-11 spreekt over de Heilige Geest, die het kwaad in de gemeente openbaart, opdat zij daarvan kan worden gereinigd;
- de Goddelijke Voorzienigheid gebruikt een engel om de discipelen te bevrijden. God beveelt hen om naar de tempel te gaan en het Woord te blijven prediken (vs. 17-32);
- God gebruikt de wijsheid van een mens, om de apostelen van het Sanhedrin te bevrijden (vs. 33-42).
God stelt alle middelen ter beschikking, om Zijn plannen van genade ten gunste van de Zijnen te verwerkelijken en om Zijn getuigenis tot overwinning te brengen.
Het getuigenis van de apostelen wekte immense woede op in de harten van de mannen van het Sanhedrin. Ze adviseerden hen te doden. Maar Gamaliël stond op en beval die mensen korte tijd buiten te laten staan. Vervolgens gaf hij voorbeelden van twee mannen, wier werk eindigde omdat zij omkwamen.
Theudas, die dacht dat hij iets was en wie ongeveer vierhonderd mannen aanhing, werd gedood en allen die naar hem luisterden werden verstrooid en bereikten niets. Hij was het beeld van een mens zonder God, die zich verhief en andere mensen achter zich trekt, maar dan eindigt onder het oordeel van God. De generatie van vandaag verwacht de supermens. Hij zal hun in de persoon van de antichrist worden gegeven als de tuchtroede van God. Bij de komst van de Heer echter zullen zowel hij alsook degenen die naar hem luisteren, worden vernietigd.
Judas de Galileeër was ook niet succesvol. Het einde van de ene als van de andere getuigt van hun eigen nietigheid en de waardeloosheid van hun werk; het was slechts het werk van een mens. Gamaliël concludeerde uit deze ervaringen: Als het werk van de apostelen uit God is, zal het blijven bestaan, en degenen die zich tegen hem verzetten, zullen dan zulken zijn, die tegen God strijden en uiteindelijk vernietigd worden. De twee voorbeelden die door deze farizeeër worden genoemd, zijn voor iedereen doorslaggevend en we begrijpen dat hij in menselijke wijsheid een dergelijke conclusie heeft getrokken. Maar God gebruikte dit, om het hart van Gamaliël en de andere mannen in het Sanhedrin te leiden. Hij neigt het hart van koningen waar Hij maar wil (Spr. 21:1). Het Sanhedrin stemde in met het advies van Gamaliël, maar niet zonder hun haat tegen de naam van Jezus tot uitdrukking te brengen. Ze geselden de apostelen en bevalen hen niet te spreken in de naam van Jezus.
Vers 41 en 42
“Zij dan gingen weg voor de Raad, verblijd dat ze waardig waren geacht voor de Naam oneer te verdragen. En zij hielden niet op elke dag in de tempel en aan huis te leren en te verkondigen dat Jezus de Christus is”. De apostelen gaven niets om het verbod van degenen die voor hen alleen maar mensen waren (vs. 29), ook niets om de slagen die ze ontvingen. Ze hadden het immers met God te maken. Wat een energie en vrijmoedigheid vervulde hen! Dit waren werkingen van de Heilige Geest. Ze waren “meer dan overwinnaars door Hem die ons heeft liefgehad” (Rom. 8:37). Regering en macht waren immers nu in handen van Jezus, die God tot Heer en Christus heeft gemaakt, en worden geopenbaard in hen die Hem gehoorzamen tot Zijn verheerlijking.
De apostelen verheugden zich dat ze waardig waren geacht om voor de Naam smaad te dragen. Deze Naam is uniek. Dezelfde uitdrukking kan worden gevonden in 3 Johannes 7: “… want zij zijn voor de Naam uitgegaan”.
© www.haltefest.ch
Jaargang: 1959 – Bladzijde: 19
Auteur: gemeenschappelijke bijbelstudie
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW