15 jaar geleden

De belangrijkste prioriteiten van het Christenleven (3)

DEEL 2

Hoofdstuk 3

Eén ding heb ik van de HEERE verlangd

De HEERE is mijn Licht en mijn Heil,
voor wie zou ik vrezen?

 

De HEERE is mijn licht en mijn heil, voor wie zou ik vrezen?
De Heere is mijn levenskracht, voor wie zou ik angst hebben?
Toen kwaaddoeners op mij afkwamen, om mij levend te verslinden
– mijn tegenstanders en mijn vijanden –
struikelden zij zelf en vielen.
Al belegerde mij een leger, mijn hart zou niet vrezen;
al brak er een oorlog tegen mij uit, toch vertrouw ik hierop.
Eén ding heb ik van de HEERE verlangd, dát zal ik zoeken:
dat ik wonen mag in het huis van de HEERE, al de dagen van mijn leven,
om de liefelijkheid van de HEERE te aanschouwen,
en te onderzoeken in Zijn tempel

(Psalm 27:1-4 – HSV).

Deze prachtige psalm werd geschreven door David, die op de troon van Israël gekomen was. Toch vertelt hij ons in vers vier dat hij maar één ding in de hele wereld van de Here begeerde. Koningen in die dagen hadden meestal twee verlangens. Het ene was de uitbreiding van hun gebied en het andere was het vergaren van rijkdommen. Israël was nog niet een erg groot volk, en David was ook niet een superrijke koning. Toch was zijn gebed niet gericht op één van deze twee dingen. Zelfs als hij omsingeld zou zijn door vijanden, zegt hij, dan zou toch zijn allereerste wens zijn om te verblijven in de tegenwoordigheid van de Here om Zijn liefelijkheid te aanschouwen. En hij voegt eraan toe: “Al de dagen van mijn leven” (vs. 3 en 4). Het is het beeld van een minnares in de tegenwoordigheid van haar geliefde, die zijn schoonheid aanschouwt en verder niets in de hele wereld begeert. Woorden hoeven er niet te worden gesproken – zo groot is hun liefde voor elkaar. Wie zo’n liefde hebben ervaren, weten hoe dat is.

Ik geloof dat we hier één reden hebben waarom David in de bijbel een man naar Gods hart genoemd wordt. Hij was niet volmaakt. Eens is hij diep in zonde gevallen en pleegde zowel overspel als moord. Maar toen hij berouw had, vergaf God hem, reinigde en herstelde hem en noemde hem nog steeds een man naar Zijn hart (Hand. 13:22). Eén reden was, zoals we net gezegd hebben, dat diep in Davids hart een intense liefde voor zijn Heer was. In 1 Samuël 16:7 zegt God duidelijk dat Hij het hart van de mens aanziet en daarbij gaat het over David. Liefde voor de Here is dus ook een van de hoogste prioriteiten in het christenleven.

Liefde is dus ons onderwerp en we gaan dit behandelen aan de hand van drie punten. In de eerste plaats zullen we zien dat liefde de basis is van al Gods handelen met de mens. Daarna gaan we zien dat liefde het motief van onze toewijding moet zijn. En tenslotte willen we de liefde zien als de betrouwbare toets van ons geestelijk leven.

Liefde – de basis van al Gods handelen met de mens

Zoals we in hoofdstuk één begonnen met het fundament van ons geloof, zo moet het ook nu duidelijk zijn dat we een stevig fundament nodig hebben voor onze liefde voor de Here. Dat fundament is en kan niets anders zijn dan Zijn eigen onveranderlijke liefde voor ons. “Wij hebben lief omdat Hij ons eerst heeft liefgehad” (1 Joh. 4:19). Veel christenen hebben later in hun leven moeilijkheden omdat ze in het begin nooit duidelijkheid hadden op dit punt. Meteen aan het begin van ons christenleven moeten we dit fundament stevig onder onze voeten hebben. Dan alleen kunnen we verder komen.

Toen God deze aarde geschapen had en de mens daarop geplaatst had, was het Zijn bedoeling dat alles zou leven en bewegen in een sfeer van liefde. Zelfs de gehoorzaamheid die Hij van de mens verlangde was niet de gehoorzaamheid van slavernij maar van liefde. Aangezien er geen liefde kan zijn in de ware zin van dat woord als er geen vrijheid van keuze is, gaf God Adam een wil die vrij was om te kiezen, ook al bracht dat het grote risico van een verkeerde keuze met zich mee. Maar God wilde, het koste wat het kost, een relatie met de mens hebben die vrij was. Hij heeft nooit slaafse gehoorzaamheid van de mens willen hebben. Toen niet en nu niet!

De hele bijbel door zien we dat dit principe van liefde al Gods handelen met de mens bepaalt. We willen in dit verband nu naar de eerste twee teksten kijken waarin het woord “liefde” voorkomt. De eerste verwijzing over een onderwerp in de bijbel is altijd een grote hulp bij het bestuderen van dat onderwerp. Laten we nu naar die twee teksten kijken.

Liefde wordt voor het eerst genoemd in Genesis 22:2, waar Izak, Abrahams zoon, zijn enige, die hij liefheeft, wordt genoemd. Het offeren van Izak op het altaar, dat later in het hoofdstuk volgt, is een duidelijk beeld van Golgotha, waar God de Vader Zijn enige Zoon gaf als een offerande voor onze zonden. Daarom is de liefde in vers 2 een beeld van de liefde van God de Vader voor Christus. De tweede keer wordt “liefde” genoemd in Genesis 24:67, waar we lezen van de liefde van Izak voor Rebekka   de liefde van een man voor zijn vrouw. Hier hebben we een duidelijk beeld, zoals de rest van het hoofdstuk zo prachtig laat zien, van de liefde van Christus voor Zijn gemeente. In het Nieuwe Testament worden deze twee concepten samengevoegd door de Here in Johannes 15:9: “Gelijk de Vader Mij heeft liefgehad” (met de liefde van een vader voor een zoon, zoals in Gen. 22:2) “heb ook Ik u liefgehad” (met de liefde van Christus voor de zondaar, die zijn parallel vindt in de liefde van een bruidegom voor zijn bruid, zoals we zagen in Gen. 24:67). Zo zien we zelfs in de typologie van het Oude Testament deze gedachte van Gods intense liefde voor de mens weerspiegeld.

Laten we daarom naar Genesis 24 kijken en in dit zwakke beeld van Izak en Rebekka enkele kenmerken zien van de grote liefde die de Here voor ons heeft. Als God probeert ons te laten zien hoezeer Hij ons liefheeft, dan is het heel betekenisvol dat Hij de relatie man vrouw als voorbeeld gebruikt. De eenheid tussen man en vrouw is de meest intieme van alle aardse relaties. Hoewel het niet wijs zou zijn om de vergelijking te ver door te trekken, onderstreept de goddelijke keuze van deze illustratie toch duidelijk de heel persoonlijke intimiteit die de Here met ieder van ons verlangt te hebben en die Hij verlangt dat wij met Hem hebben. Dit zien we ook bevestigd in nieuwtestamentische bijbelgedeelten als Efeze 5:21-33. In Genesis 24 kunnen we een soort allegorie zien van de goddelijke zoektocht naar zo’n relatie met de mens. Abraham kunnen we zien als een beeld van God de Vader, zijn knecht als een type van de Heilige Geest en Izak als een type van God de Zoon, terwijl Rebekka haar plaats inneemt als type van de vervreemde, onverloste mens in een ver land, wie de Heilige Geest zoekt te winnen voor Christus. In de houding van Abrahams knecht (die in deze missie zowel Abraham als Izak vertegenwoordigde) en de houding van Izak ten aanzien van Rebekka, zien we kenmerken van de liefde van Christus voor ons.

Ten eerste zien we in vers 22 en 53 dat Abrahams dienstknecht Rebekka geschenken geeft uit de rijkdommen van zijn meester. Dit geeft ons een inzicht in het hart van God. Als Hij tot ons komt, komt Hij niet om te eisen, maar om te geven. Zoals een echtgenoot alles verlangt te delen met zijn vrouw, zo verlangt de Here alles wat Hij heeft met ons te delen. Velen van ons hebben het idee dat als we ons volledig aan de Here overgeven, Hij zoveel eisen aan ons stelt dat ons leven miserabel wordt. Ook al zeggen we dat niet met zoveel woorden, toch is dit de reden dat we terugdeinzen voor een onvoorwaardelijke overgave aan de Here. Toch heeft Jezus duidelijk gezegd in Johannes 10 vers 10 dat niet Hij de echte dief is die komt om alles van ons te stelen, maar de duivel. Maar er zijn maar zo weinigen die dit geloven. Als we echt geloofden dat de Here Jezus gekomen is om ons alles te geven wat Hij heeft, dan zou er geen terughoudendheid zijn in de overgave van ons leven aan Hem.

Er is een verhaal van een dominee die eens op bezoek ging bij een arme oude vrouw om haar een gift te brengen waarmee ze de huur kon betalen. Hij ging naar haar huis en klopte aan, wachtte en klopte weer. Maar er kwam geen antwoord en tenslotte ging hij weer weg. Een paar dagen later ontmoette hij haar op straat. “Ik ben laatst bij je aan de deur geweest met een cadeau”, zei hij, “maar de deur zat op de grendel en ik kreeg geen antwoord”. “O”, zei de oude vrouw, “het spijt me. Ik was binnen, maar ik dacht dat het de huurbaas was om de huur op te halen en daarom deed ik de deur niet open”. Broeder en zuster, de Here Jezus is niet gekomen om de huur op te halen! Hij is gekomen om ons alles te geven wat Hij heeft. Hij wil ons onvoorstelbare rijkdom brengen. Wat dwaas is het dan om de deur niet voor Hem open te doen. Wat dwaas is het om ons leven niet helemaal over te geven.

Kijk nog eens naar Abrahams knecht. Een ander kenmerk van dit verhaal is dat Eliëzer Rebekka niet dwong om met hem mee te gaan, ook al wist hij dat ze Gods keuze was voor Izak. Hij respecteerde haar vrije wil en pas toen zij zelf wilde, nam hij haar mee (vs. 54-59). Dat is ook kenmerkend voor de liefde van Christus voor ons, zoals we in het kort al gezien hebben. God respecteert de vrijheid van keuze van de mens. De liefde van God is zonder dwang. Hij zal je nooit dwingen iets te doen. De mensen in de wereld – ja, zelfs christelijke leiders – oefenen vaak druk op je uit om allerlei dingen tegen je wil te doen, maar God nooit. En ik wil daar terloops aan toevoegen dat iemand die verlangt God gelijkvormig te zijn, Hem hierin zal volgen. De Here zal je nooit dwingen je bijbel te lezen of te bidden of voor Hem te getuigen. God zal nooit een zondaar dwingen zich tot Hem te bekeren of Hem te gehoorzamen. Toen God Mozes Zijn instructies gaf over de tabernakel, zei Hij dat alleen een mens “wiens hart hem dringt” iets mocht geven voor de tabernakel (Ex. 25:2) en dit principe vinden we terug in het Nieuwe Testament (2 Kor. 9:7), ja, het loopt door de hele bijbel heen. God beveelt wel gehoorzaamheid aan Hem, maar Hij dwingt nooit iemand om te gehoorzamen. Hij respecteert altijd de vrije wil die Hijzelf aan de mens gegeven heeft. Waarom zouden jij en ik dan bang zijn voor zo’n liefde?

Toen Rebekka eindelijk aankwam bij het huis van Izak, was hij zelf in gebed in het veld (vs. 63). De reis die Abrahams knecht gemaakt had om Rebekka te halen was lang geweest, zo’n kleine duizend kilometer, zowel heen als terug, en hij moet zo’n twee maanden onderweg geweest zijn. Toen de tijd vorderde zal Izak zeker met een toenemende verwachting uitgekeken hebben: wanneer komt mijn bruid nu? Elke dag heeft hij waarschijnlijk uitgekeken naar de verwachte karavaan. Iedere dag ging hij het veld in en bad tot God dat ze gauw mocht komen. Toen zag hij op een dag de kamelen komen. Wat een vreugde moet zijn hart vervuld hebben! Toch is dit nog maar een zwak beeld van het intense verlangen waarmee onze geliefde Here naar ons uitkijkt in de hemel. Dit feit is verbazingwekkend maar waar, dat hoewel wij zo zondig en bezoedeld zijn en ook vaak opstandig, de liefde van onze Here toch zo groot is dat Hij in de hemel op ons wacht met reikhalzend verlangen. Misschien is er ook een sterk verlangen in ons hart om Hem te ontmoeten. Maar veel, veel groter is Zijn verlangen om ons te ontvangen en Zijn heerlijkheid met ons te delen. Zelfs hoewel God volledig zelfgenoegzaam is, is toch Zijn zelfverkozen verlangen om bij de mensen te wonen weer een onderwerp dat door de hele bijbel loopt. Wat moet Hij verdrietig zijn als men aan Zijn liefde twijfelt, ondanks al de bewijzen die Hij gegeven heeft van de realiteit en, grootheid ervan.

De hele geschiedenis van het volk Israël door probeerde God steeds weer Zijn volhardende liefde aan hen bekend te maken. Hij had hen lief met een eeuwige liefde (Jer. 31:3; Deut. 4:37). Hij zei tegen hen dat de respons die Hij zocht hun wederliefde was (Deut. 6:5). Maar ze waren net als wij. Voortdurend twijfelden ze aan Zijn liefde. En God bleef hen liefhebben. Toen ze klaagden dat Hij hen vergeten had, antwoordde Hij in die tedere bewoordingen van Jesaja 49 vers 15: “Kan ook een vrouw haar zuigeling vergeten, dat zij zich niet ontfermt over de zoon van haar buik? Ofschoon deze vergate, zo zal Ik toch u niet vergeten”. Een moeder denkt misschien niet de hele tijd aan haar volwassen kinderen, maar als zij een kind aan haar borst heeft, is er nauwelijks een moment dat haar gedachten niet bij die zuigeling zijn. Wanneer ze ‘s avonds gaat slapen is haar laatste gedachte aan de baby die naast haar slaapt. Als ze midden in de nacht wakker wordt, kijkt ze weer naar haar kind om te zien of alles goed is. Als ze dan ‘s morgens wakker wordt, is haar eerste gedachte weer haar zuigeling. Zo is de zorg van een moeder nu eenmaal voor haar kleintje. Zo, zegt God, zorg Ik voor de Mijnen.

Ook het boek Hoséa benadrukt dit. De pijnlijke ervaring waar Hoséa doorheen moest in zijn persoonlijk leven was een gelijkenis van Gods houding ten aanzien van Israël. Zijn liefde blijft volharden zoals die van een trouwe echtgenoot ten aanzien van zijn ontrouwe vrouw. Waarom, denk je, heeft de Here een boek als het Hooglied in de bijbel geplaatst als het niet een beeld van deze grote waarheid is – de trouw van de goddelijke Minnaar ten aanzien van Zijn eigenzinnige bruid?

Ons geloof moet stevig gefundeerd zijn op het feit dat al Gods handelen met ons gebaseerd is op Zijn liefde. De woorden in Zefanja 3 vers 17: “Hij zal zwijgen in Zijn liefde” zijn ook vertaald met: “In stilte maakt Hij in liefde Zijn plannen voor u”. Beseffen wij dat elk ding dat God in ons leven toelaat uit een hart komt dat in liefde alles voor ons plant? Elke beproeving en elk probleem dat in ons leven komt is gepland voor ons uiteindelijke bestwil. Als Hij onze plannen doet mislukken, is dat om ons ervoor te behoeden dat wij het beste van Hem zouden missen. Misschien kunnen we dit op aarde niet volledig begrijpen, maar als we alleen maar beseften dat er geen secundaire oorzaken zijn, maar dat alles uit de hand van een liefdevolle God komt, zou dit al onze zorgen en angsten en de gedachten die ons normaal zo plagen, wegnemen. Het komt doordat gelovigen niet stevig geworteld zijn in deze waarheid, dat deze zorgen en bezorgdheden in hun hart ontstaan, en “de vrede van God die alle verstand te boven gaat” en “de onuitsprekelijke en verheerlijkte vreugde” waar de bijbel over spreekt, blijven hen vreemd.

De bediening van de Here Jezus Christus was vaak een correctie van de valse opvattingen die zelfs godsdienstige mensen van Zijn tijd, die goed op de hoogte waren van het Oude Testament, niettemin hadden omtrent hun God. Alles wat Jezus deed, het genezen van zieken, Zijn troostende woorden tot de treurenden, Zijn liefdevolle uitnodiging aan hen die met zonden beladen waren, het geduld met Zijn discipelen en tenslotte Zijn dood aan het kruis, alles toonde de liefdevolle natuur van het hart van God. Hoe vaak zei Hij niet tegen Zijn discipelen dat hun hemelse Vader hen liefhad en voor hen zorgde in alles. Hoe vaak bestrafte Hij hen niet omdat ze twijfelden aan hun Vader. Als aardse vaders goede gaven weten te geven aan hun kinderen, hoeveel te meer zal de liefdevolle Vader in de hemel het goede geven (Matth. 7:9-11). De gelijkenis van de verloren zoon was ook bedoeld om hun Gods grote vergevende liefde voor Zijn koppige, opstandige kinderen te laten zien. Zo probeerde Jezus de onjuiste gedachten van Zijn generatie over God te corrigeren. In Zijn laatste gebed voor Hij naar het kruis ging, bad Hij dat de wereld de liefde van God zou kennen (Joh. 17:23). Moge God deze verzekeringen uit Zijn Woord van de waarheid van Zijn oneindige en onveranderlijke liefde voor ons, diep en voor eeuwig in ons hart griffen, want geloof in God gedijt alleen op deze bodem.

Liefde – het motief van onze toewijding

In al ons dienen van de Here is het het onderliggende motief waarom het gaat. Voor de rechterstoel van Christus is de belangrijkste vraag niet zozeer: “Wat heb je gedaan?” als wel: “Waarom heb je het gedaan?” Het is niet het aantal uren dat wij besteden aan bijbellezen of gebed, of het aantal traktaten dat we verspreiden, of het aantal mensen tegen wie we getuigen, wat het belangrijkste is, maar het motief waarom al deze dingen zijn gedaan. Het is mogelijk om intensief bezig te zijn met al deze geestelijke activiteiten en toch met een totaal zelfgericht of wettisch motief. Voorbeelden van deze twee manieren van de Here dienen vinden we in de gelijkenis van de verloren zoon (Luk. 15:11-32). De jongste zoon had zelfzuchtige motieven; de oudste had een wettische geest. We willen daar in het kort iets meer van zeggen.

Op zekere dag kwam de jongste zoon bij zijn vader en vroeg om zijn aandeel in de erfenis. En zoals we net gezien hebben dat het Gods natuur is om overvloedig te geven, zo gaf de vader in deze gelijkenis aan zijn zoon. Maar zodra de jongste zoon alles gekregen had wat hij wilde, verliet hij zijn vader en ging naar een ver land. Daarmee toonde hij duidelijk dat zijn motief niet de liefde voor zijn vader was, maar dat het hem alleen ging om wat hij van de vader krijgen kon. Veel christenen zijn precies zo. Ze komen alleen tot God voor wat ze kunnen krijgen. Persoonlijke winst en zegen zijn de leidende motieven van hun godsdienst. In heidense godsdiensten zijn dat in het algemeen natuurlijk de motieven. Het verbaast ons niet dat de heidenen aalmoezen geven of lange pelgrimstochten maken om zo persoonlijk beter te worden van hun god. Maar helaas zien we deze houding ook onder christenen. Er is wel eens gezegd dat negentig procent van alle christenen gered is, als het dan niet voor materieel belang is dan is het wel vanwege het verlangen de verschrikkingen van de hel te verruilen voor de heerlijkheden van de hemel. Dit hoeft niet een totaal verkeerd iets te zijn, maar het suggereert dat we vanaf het begin van ons christenleven tot God komen, gedreven door het zelfzuchtige motief van persoonlijk belang. Onderzoek je eigen hart en zie of dat bij jou ook zo is.

Dit zou niet zo slecht zijn als wij in het proces van geestelijke groei onze zelfzuchtige motieven gaan inzien, en onze houding gaan veranderen. Maar helaas gebeurt dit niet vaak en vele gelovigen leven hun hele leven op dit niveau van persoonlijk belang. Dat komt omdat zij altijd iets van God proberen te krijgen in plaats van Hem iets te geven, en daarom zoveel problemen in hun leven hebben en zo weinig vreugde in hun dienen van God. Waarom lezen we onze bijbel? Heel vaak doen we dat alleen maar om zelf gezegend te worden. Hoe zelden lezen we het om de wil van God te leren kennen en die te doen, zodat God verheerlijkt wordt door ons leven. Waarom bidden we? Vaak is het om een bepaalde zegen voor onszelf te krijgen. Hoe zelden bidden gelovigen dat het werk van God voortgang mag hebben op aarde voor Zijn heerlijkheid. Misschien vasten en bidden we zelfs. Maar hebben we ooit erbij stilgestaan wat ons motief is? Heel vaak is het omdat we iets begeren wat we graag willen hebben. O ja, het is misschien wel iets geestelijks wat we verlangen. Misschien wel dat we vervuld worden met de Heilige Geest. Maar het motief is nog steeds egoïstisch, dat wij heel veel gebruikt worden door God, en niet dat Zijn werk groeit, ongeacht wie Hij gebruikt. Zelfzucht is nog steeds zelfzucht, zelfs wanneer het iets goeds is wat wij zoeken.

Zing je? Er zijn muzikale gelovigen die solo zingen, maar hoeveel van hen kunnen eerlijk zeggen dat ze alleen Gods eer zoeken en niet ook heerlijkheid voor zichzelf? Of we hebben een bijbelstudie en gelovigen zeggen: “Wij zijn er erg door gezegend”. Wat wij benadrukken is nog steeds dat wij iets van God ontvangen hebben in die samenkomst. Of God wel of niet verheerlijkt werd is van weinig belang. In het algemeen gaan de meeste gelovigen daarheen waar ze iets kunnen ontvangen. En daarom blijven ze geestelijke baby’s. Nee, geestelijke bedelaars, hun leven lang, want zelfs datgene wat ze beschouwen als hun meest geestelijke activiteiten is bezoedeld door de zonde van zelfzucht. De tragedie in 1 Korinthe 3 vers 12-15, waar gesproken wordt dat al ons werk voor God verbrandt, is het rechtstreekse gevolg van het feit dat wij werk met verkeerde motieven gedaan hebben. Echt berouw houdt altijd in dat we ons afkeren van een op onszelf gericht leven tot een op God gericht leven.

De oudste zoon in de gelijkenis wordt algemeen gezien als de beste. Maar als je zijn houding nader beschouwt, ontdek je dat hij net zo fout was als zijn broer. Toen de jongste zoon tenslotte terugkeerde, vierde de vader dat met zijn hele huis in grote vreugde. De oudste zoon echter bleek niet in staat, uit pure jaloezie om te delen in die vreugde. Hij was zo boos dat er zoveel eer betoond werd aan die mislukkeling dat hij zelfs het huis niet was binnengegaan. Zijn antwoord op zijn vaders smeekbede laat de geest zien waarin hij al die jaren gediend had. “Al die jaren heb ik u gediend en ik ben niet één keer ongehoorzaam geweest. Toch hebt u voor mij nooit zo’n feest gegeven”. Zijn dienst voor zijn vader was, in plaats van vreugdevol en liefdevol, berekenend en wettisch, zoals een knecht die werkt voor loon. Net zoals wij vaak doen, vergeleek hij zijn lot met dat van anderen en ontdekte veel redenen om te klagen. Zij werden meer gezegend dan ze verdienden, terwijl hij die de zegeningen verdiende, niets kreeg. Dien jij de Here op deze wijze? Lees je je bijbel en bid je als een wettische plicht die je opgelegd wordt en niet durft te overtreden? Als het alleen maar is om je geweten te sussen dat je je stille tijd hebt, dan is dat weinig meer dan een zinloos ritueel. Geen wonder dat zoveel gelovigen geen vreugde kennen in hun bijbellezen of bidden of getuigen! Geen wonder dat hun dienst voor de Here al gauw een inspanning en een last wordt, als je je, nadat je verlost bent door de genade van God, opnieuw vrijwillig onder de wet plaatst.

Door de dood van Christus zijn wij dood voor de wet, “om het eigendom te worden van een ander, van Hem die uit de doden opgewekt is (Rom. 7:16). Paulus bedoelt eenvoudig dat in plaats van de Here te dienen zoals een dienstknecht zijn meester dient, wettisch, we Hem nu mogen dienen “in nieuwheid des geestes”, zoals een vrouw haar man dient, uit liefde. Er is een enorm verschil. tussen deze twee. Kijk eerst naar de dienstknecht. Hij werkt onder een contract met regels en afspraken, heeft vaste uren dat hij werkt en een vast loon. In onze tijd gaat hij staken als hij vindt dat hij te hard moet werken of te weinig verdient. Menig kind van God dient Hem helaas op die manier. Hij gaat trouw naar de kerk en doet alles wat er van hem verwacht wordt. Zo hoopt hij God te behagen zodat Deze al zijn plannen in vervulling doet gaan. En als dat niet gebeurt beklaagt hij zich bij God en de mensen.

O ja, ik ben het er wel mee eens dat het beter is God te dienen uit vreze dan Hem helemaal niet te dienen. Maar, broeders en zusters, er is een hogere en uitnemender weg – de weg van de liefde (1 Kor. 12:3l; 13:l). God wil niet dat wij onze religieuze activiteiten doen uit angst dat Hij ons straft als wij het niet doen. God wil dat wij Hem als een trouwe echtgenote haar man, dienen uit liefde. Zij dient hem niet voor loon of alleen bepaalde uren. Zij werkt niet volgens een contract. Als haar man invalide wordt, blijft ze hem dienen en met vreugde voor hem zorgen, ook al kost dat veel opofferingen, omdat ze hem liefheeft. Zo’n dienst verlangt God van ons. Dienst van God die gemotiveerd wordt door iets minder dan zuivere liefde voor Hem, is in Zijn ogen waardeloos. Bovendien is het dienen van God met zelfzuchtige belangen of op wettische wijze pure slavernij. Het is autorijden met zand tussen de lagers. De auto kreunt en steunt en wil niet vooruit. Dit is helaas een beschrijving van de dienst van velen van ons. Maar als je het zand verwijdert en de machine smeert, loopt de auto weer geruisloos en snel! En zo wil God je bijbellezen en je gebed maken. Hij verlangt dat je aanbidden en getuigen en alle christelijke activiteit die je doet, voort zal komen uit liefde voor Hem, in grote vreugde.

De houding van de oudtestamentische heilige, Job, staat in opvallende tegenstelling met die van de twee zonen uit de gelijkenis. In Job zien we een beeld van dienen dat aangenaam is voor God. Satan beschuldigde Job dat hij God diende voor wat hij van Hem kreeg. Had God niet Job gezegend en hem enorm rijk gemaakt? Zou niet iedereen dat willen doen voor zulke beloningen?

Om dat te testen stond God de Satan toe Job te beproeven. In één klap was hij al zijn materiële bezittingen kwijt en daarna zijn kinderen en tenslotte zelfs zijn gezondheid. Toch bleef Job in al deze rampen God prijzen. Laten we nog eens kijken wat hij zegt: “De Heere heeft gegeven, en de Heere heeft genomen; de naam des Heeren zij geloofd … Zouden wij het goede van God ontvangen, en het kwade niet ontvangen?” … “Ziet, zo Hij mij doodde, zou ik niet hopen” … “Ook zal Hij mij tot zaligheid zijn”… “Want ik weet: mijn Verlosser leeft” … “En als zij na mijn huid dit doorknaagd zullen hebben, zal ik uit mijn vlees God aanschouwen” … “Hij beproeve mij; als goud zal ik uitkomen” (Job 1:21; 2:10; 13:15,16; 19:25-27; 23:10). Zo vasthoudend was zijn trouw dat God aan het eind Job prijst voor zijn woorden (42:7). En nadat gebleken was dat Jobs motief in het dienen van God zuiver was, zegende God hem met het dubbele van wat hij eerst had. Zij die dezelfde geest van Job laten zien, zijn degenen die Gods volste zegen ontvangen. En vergeet niet dat Job maar een oudtestamentische heilige was. Als hij tot zulke hoogten kon komen, hoeveel temeer een nieuwtestamentische heilige!

Meer dan tweehonderd jaar geleden ontstond in Tsjecho-Slowakije de Moravische Zendingsbeweging, een opmerkelijk werk van God. Daaruit kwamen enkele bijzondere zendelingen voort, mensen met een buitengewone toewijding aan de Here, zoals we zelden meer zien in onze tijd. Sommigen van hen waagden het naar Afrika te gaan met het evangelie en vonden daar een leprakolonie. Ze verlangden om het goede nieuws van Christus aan die melaatsen te verkondigen, maar werden verboden om daar binnen te gaan, want als ze er weer uitkwamen zouden ze de besmettelijke ziekte verspreiden. Zo groot was hun verlangen om die zielen voor Christus te winnen, dat ze toen besloten om levenslang in die kolonie te blijven, bereid om voor Zijn zaak daar te leven. en te sterven.

In een ander voorbeeld hoorden de Moravische broeders van een eiland in West-Indië dat uitsluitend bevolkt was door slaven. Alleen een slaaf mocht daar naartoe. De last om deze slaven voor Christus te winnen was niettemin intens. Ze gaven hun vrijheid op en verkochten zichzelf aan de meester van dat eiland als levenslange slaven, opdat zij het heerlijke evangelie aan hun medeslaven konden verkondigen.

Waarom brachten deze mannen zulke offers? Kun je het verklaren uit zelfzuchtige motieven? Of was het om een reputatie op te bouwen, wat vandaag het doel van veel christelijk werk schijnt te zijn? Of was het om wettische redenen om God gunstig te stemmen? Nee, helemaal niet. Niets dan pure liefde voor Christus bracht deze mensen er toe alles op te geven wat deze wereld kostbaar acht, om onder deze melaatsen en slaven voor het Lam de beloning voor Zijn lijden te winnen. Zij die iets van eeuwige waarde op aarde tot stand hebben gebracht dienden allemaal hun Heer uit liefde. Het was pure liefde die Jacob door die veertien jaar van dienen om Rachel bracht (Gen. 29:20). Zijn liefde voor haar deed hem de inspanning van het werk vergeten. Liefde voor Christus zal ook jou en mij met vreugde door de zwaarste dienst leiden.

Liefde – de ware toets van ons geestelijk leven

We willen nu stilstaan bij de verschijning na Zijn opstanding aan Zijn discipelen in Johannes 21 vers 15-17. Voor de kruisiging had Petrus de Here drie keer verloochend. Dit was het droevige einde van drie en een half teleurstellende jaren die hij met de Here gehad had, waarin hij trots en aanmatigend gebleken was. Toch zei de Here niets over zijn zwakheden toen Hij Petrus het weiden van Zijn schapen wilde toevertrouwen. Hij spoorde hem ook niet aan voortaan wat nederiger te zijn en meer te bidden en vrijmoedig te getuigen en indien nodig vervolging te doorstaan om de naam van de Here. Nee, Hij stelde dergelijke vragen niet, hoewel dat de kwalificaties zijn die een geestelijk man, en vooral iemand die een leidende functie onder Gods volk heeft, dient te hebben. De Here Jezus wist dat één enkele vraag voldoende zou zijn. Als op die vraag een echt antwoord zou komen, zou de rest automatisch volgen. “Heb je Mij meer lief dan alles en iedereen?” Liefde voor Christus is de ware toets voor iemands geestelijk leven. Als iemand opgeklommen is tot een hoge positie in de kerk, misschien zelfs die van bisschop, nemen wij gewoon aan dat hij wel een geestelijk mens zal zijn. Dat hoeft helemaal niet zo te zijn. Het is de wedergeboorte en de daaropvolgende liefde voor Christus die iemand geestelijk maakt. Het is vandaag zelfs mogelijk dat een bisschop in de kerk niet eens wedergeboren is. Het hebben van een theologische graad is ook geen garantie. Zelfs het doorlopen van een goede evangelische bijbelschool maakt een mens niet geestelijk. Wij vergissen ons vaak door ons blind te staren op uiterlijke dingen, wat die ook mogen zijn, en te denken dat ze kenmerken zijn van geestelijk leven.

Er is maar één toets van echt geestelijk zijn in de ogen van God en dan ook maar één. Hoe groot is je liefde voor Hem. Uiteindelijk is dat iets tussen jou en de Here alleen. Hij stelt de vraag: “Heb je Mij lief?” en jij moet een eerlijk antwoord daarop geven.

Toen Izak Rebekka liefhad, zocht hij niet haar dienst, maar haar liefde. Dat zoekt de Here ook. Daar waar echte liefde is, is een spontane uiting van liefde.

Samen met Abrahams knecht maakte Rebekka een reis van zo’n duizend kilometer vanuit Mesopotamië naar Kanaän. Wat denk je waar ze tijdens die reis over spraken? Als ze Izak werkelijk liefhad, dan heeft Rebekka onderweg allerlei vragen gesteld. Ze wilde van alles over hem weten. Met precies zo’n honger zal een gelovige die de Here Jezus echt liefheeft, de bijbel lezen. Dag aan dag nodigt hij de Heilige Geest uit om hem meer van de schoonheid van de Here te laten zien. Dit was het ene ding dat David van de Here vroeg (Ps. 27:4). Alle eeuwen door zijn er mensen geweest die David hierin navolgden. Samuël Rutherford lag in een smerig gevangenishok toen hij uitriep: “O mijn Heer, als er een brede hel tussen U en mij zou zijn, als ik niet bij U kon komen, tenzij ik erdoorheen moest waden, dan zou ik me geen twee keer bedenken, maar ik zou erdoorheen waden en U omhelzen en U de mijne noemen”. Helaas zijn er maar weinigen die zo’n honger en dorst hebben. Moge de Here ons opnieuw laten zien dat de mate van onze liefde voor Hem de ware maatstaf is van ons geestelijk leven. En opdat we onszelf niet voor de gek houden, moeten we de meetstok die Hij zelf gegeven heeft niet vergeten. Het bewijs van onze liefde is eenvoudig onze gehoorzaamheid (Joh. 14:15, 21,23,24).

In het laatste bijbelboek wordt deze ernstige waarheid bevestigd. Daar bestraft de Here de gemeente van Efeze omdat ze hun eerste liefde verzaakt hadden (Op. 2:1-5). In andere opzichten was het een opmerkelijke gemeente. De christenen daar hadden met inspanning en volharding gewerkt, ze konden de kwaden niet verdragen, ze hadden valse apostelen ontmaskerd, ze hadden volharding en kwaad verdragen om Zijns Naams wil. Zij waren met hart en ziel in het werk van de Here en niets had hen tegen kunnen houden. Toch, ondanks dit alles heeft de Here iets tegen hen. Dit was zo’n ernstig gebrek dat het hun bestaan als getuigenis van Hem zelfs bedreigde. Zij waren gevallen van een geweldige hoogte, zei Hij, en als ze zich niet bekeerden, zou Hij Zijn zalving van hen wegnemen, het teken van Zijn instemming met hun getuigenis. Wat was dit ernstige gebrek? Het was alleen dit dat ze koud waren geworden in hun liefde voor Hem. Zij hadden hun eerste liefde niet verloren, ze hadden die verzaakt en leefden op een ander niveau. Ze waren zo druk met hun samenkomsten en speciale weekenden en conferenties, zo te zeggen, en in vele andere vormen van christelijke activiteiten dat ze de Ene waarvoor al die andere dingen bestonden, uit het oog verloren. Dit toont duidelijk aan dat het de Here niet in de eerste plaats om onze activiteiten gaat, maar om de toewijding van ons hart aan Hem. De duivel weet dit en doet zijn uiterste best om ons zo druk bezig te houden met christelijk werk, wat dan ook, dat we geen tijd hebben voor onze gezegende Here en zo onze persoonlijke toewijding aan Hem verzaken.

Jezus waarschuwde ons dat in de laatste dagen de zonde zo zou toenemen dat de liefde van de meesten zou verkillen (Matth. 24:12). We leven nu in die dagen. Onder de grote meerderheid van de belijdende volgelingen van de Here is de geestelijke temperatuur onder nul. Tenzij we zelf voortdurend waakzaam zijn, zullen we ontdekken dat die koude atmosfeer ook in ons leven binnensluipt. Mijn broeders en zusters in Christus, zelfs al verlies je al het andere, houdt dit ene vast je liefde voor je Here. Zeg met David dat je slechts één ding van de Here vraagt met geheel je hart en dat zoekt al de dagen van je leven.

“De meeste van deze is de liefde. Jaagt de liefde na
(1 Kor. 13:13; 14: l).

Wordt D.V. vervolgd.

* De teksten uit het Oude testament zijn geciteerd uit de Staten Vertaling, tenzij anders vermeld.

Publicatie met toestemming van: Stichting “De Gouden Kandelaar” te Twello, van der Duyn van Maesdamstraat 89, 7391 VK Twello. Het wordt op aanvraag gratis toegezonden en heeft geen abonnementsprijs. Doel van deze publicaties is: Gods volk in onze tijd bewust te maken van de hemelse roeping van de gemeente van Jezus Christus, opdat Hij bij Zijn komst een toebereide bruid zal vinden.

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW