11 jaar geleden

Carnaval (II)

“Welzalig de man die niet wandelt in de raad van de goddelozen, die niet staat op de weg van de zondaars, die niet zit op de zetel van de spotters” (Ps. 1:1).

Deel II

Inhoud:

Inleiding

Een woord tot de katholieke gelovige

Maken wij het ons te gemakkelijk?

Zijn er goede carnavalsfeesten?

Inleiding

Naar aanleiding van meningen van enkele lezers willen we aan onze artikelen over carnaval nog enkele gedachten toevoegen.

We zijn blij dat het artikel over carnaval bij de meeste van onze lezers een zeer positieve respons ontvangen heeft. In die mate hadden we daarop niet gerekend. Toch willen we er nog een belangrijk punt aan toevoegen om misverstanden te voorkomen.

Een woord tot de Katholieke gelovige

Hoewel het carnaval voor het grootste deel naar de tradities van de katholieke kerk terug gaat, heeft dat natuurlijk niet in de eerste plaats iets met de christenen te maken, die zich vandaag in deze kerk bevinden, hoewel elk lid van deze kerk zijn verbinding met deze kerk en haar tradities en doctrines door zijn lidmaatschap betuigt.

De uitspraak “En men ziet met carnaval de parochianen naar de kerkzaal gaan, om uitgelaten bij elkaar te zijn”, dat gerelateerd is aan de leden van de Katholieke kerk, moet geen globale veroordeling van al deze leden van de gemeenschap zijn, maar moet alleen het fenomeen van de combinatie van religieus gedrag met wereldse uitbundigheid als voorbeeld demonstreren en de verbinding met de historische wortels tonen.

Ons doel is allereerst om de gelovigen hulp aan te bieden en een overweging over carnaval teweeg te brengen.

Natuurlijk zijn er ook katholieken die deze handelingen tijdens carnaval niet goed vinden en duidelijk daarvan afstand nemen. Het kan ook zo zijn, dat het carnavalsfeest niet in dezelfde zondige sfeer plaatsvindt. Niettemin moet een groeiende christen dit feest toch vermijden om niet deel te nemen aan de zonden van anderen. Zelfs als het in Openbaring 18 vers 4 om Babylon gaat, zo kun je hier toch een geestelijk principe aan ontlenen: “En ik hoorde een andere stem uit de hemel zeggen: Gaat uit haar weg, Mijn volk, opdat u geen deel hebt aan haar zonden …”.

Het is geen getuigenis voor de Heer als we niet consequent onszelf distantiëren van een minstens algemeen zondige zaak. Lot werd door zijn vrienden en kennissen uitgelachen, toen hij hen wilde waarschuwen dat Gods oordeel over Sodom en Gomorra zou komen. En ook wij zullen als christenen waarschijnlijk weinig ernstig worden genomen, wanneer men ziet dat we met dezelfde activiteit “meelopen”. Ook 1 Petrus 4 vers 3-4 kan in dit opzicht helpen, waar staat: “Want wij hebben de voorgaande tijd van ons leven lang genoeg de wil van de heidenen gedaan en gewandeld in uitingen van losbandigheid, begeerten, dronkenschap, zwelgpartijen, drinkgelagen en allerlei walgelijke afgoderij. Daarbij bevreemdt het hun dat u niet meeloopt in dezelfde uitbarsting van losbandigheid, en zij belasteren u”.

Maken wij het ons te gemakkelijk?

Er kan verweten worden, dat wij het ons als christenen zeer gemakkelijk maken, wanneer we dit feest vanuit bijbels perspectief verwerpen. Aan de ene kant is het natuurlijk nooit gemakkelijk iets consequent af te wijzen, omdat dit meestal met spot verbonden is. Aan de andere kant zou dit geen christen echt moeten storen, zoals Abraham het ook niet erg stoorde dat hij door zijn neef aanvankelijk misschien niet begrepen werd en later door de inwoners van Sodom waarschijnlijk als een “betweter” getypeerd werd. Echter Abraham werd “vriend van God” genoemd, en hij was het tegen wie God zeggen kon: “Zal ik voor Abraham verbergen wat ik ga doen?” (Gen. 18:17). God kon Zich aan Abraham openbaren, omdat deze zich verre hield van de zonden van Sodom. Zeker, ook Lot deed niet mee aan de zondige begeerten, hij deed zelfs zijn best om het systeem van Sodom te veranderen; uiteindelijk zat hij in de poort van Sodom, wat waarschijnlijk betekent dat hij in de gemeenteraad zat. Misschien argumenteerde Lot ook: We moeten slechts verantwoordelijk met deze dingen omgaan – zoals vandaag  sommige mensen ook beweren. Maar God kon niet tot Lot spreken! We moeten ook niet vergeten dat Lot met Sodom omgekomen zou zijn, als hij Sodom niet had verlaten; hij mocht niet eens meer achterom kijken, waarvan bekend is dat zijn vrouw dat deed en tot zoutpilaar bevroor. In het Nieuwe Testament spreekt dan de Heer Jezus de waarschuwende woorden “Denk aan de vrouw van Lot!” (Luk. 17:32). Volgens 2 Petrus 2 vers 7 kwelde Lot zijn rechtvaardige ziel, omdat hij de losbandige levensstijl van de Sodomieten aanzag.

Toch willen we ons ook niet te snel in dit opzicht vergelijken met Abraham, dat kunnen we alleen doen als we werkelijk bereid zijn voor deze mensen te bidden, die ofwel de zonde rechtstreeks nastreven of die in ieder geval bij dit alles aanwezig zijn, en, hoewel zelf er vrij van zijn, mee aanzien hoe anderen zondigen doordat er gespot, gelasterd en gedronken wordt (zie Abrahams gebed tot God in Gen. 18:22,23).

Zijn we bereid om te bidden voor anderen, zelfs als ze nog niet zo ver gekomen zijn om een zondig systeem of feest te verlaten? Of kwelt u zelf nog uw rechtvaardige ziel?

Zijn er goede carnavalsvieringen?

Een andere lezer stelde de vraag of werkelijk elk carnavalsfeest (voor volwassenen) moest worden afgewezen en of er niet ook een soort van humor bestaat, waarom de Heer zou meelachen. Ook hield hij het voor mogelijk, dat er ook een leuke en creatieve vorm van verkleding is.

Daarop een ultiem antwoord te geven, lijkt een moeilijke taak te zijn, en in feite geloven we ook niet dat het christenen verboden is om humoristisch te zijn. Toch moeten we altijd in gedachten houden, dat we op geen enkele plaats lezen, dat de Heer zou hebben gelachen. Daarmee willen we natuurlijk niet zeggen, dat Hij het ​​niet deed en het daarom voor ons dan ook verboden zou zijn. Echter, er zijn een aantal plaatsen die ons laten zien dat Hij weende. Wenen en lachen zijn gevoelens die bij het mens-zijn behoren. De Heer Jezus was volkomen Mens en kende zeker ook deze typische emoties bij mensen, maar altijd zonder zonde. Want er is ook een zondig gelach en een zondig wenen. Maar we kunnen niet zeggen wanneer de Heer zou hebben gelachen en wanneer niet, hoewel we ook altijd in gedachten moeten houden, dat de Heer Jezus door de innige gemeenschap met Zijn God alle dingen altijd vanuit het standpunt van God zag en dus het vanuit hun einde beoordeelde, zodat Hij waarschijnlijk weinig reden om te lachen had. Laten wij ons eens verplaatsen in zulke mensen op de Titanic, die het einde al vooraf gekend zouden hebben. Zou een van ons hebben kunnen meelachen? En plezier was er daar zeker genoeg!

We lezen in ieder geval vaak dat de Heer Jezus innerlijk met ontferming bewogen was, namelijk toen Hij mensen zag die  volledig door de zonde in beslag werden genomen of onder de gevolgen van de zonde leden. Dat moet ook onze gezindheid zijn, wanneer we het zondige vieren van carnaval waarnemen – we zouden moeten voelen, hoe verschrikkelijk de zonde in de ogen van God is, daarover treuren en voor deze mensen bidden: “Laat daarom die gezindheid in u zijn die ook in Christus Jezus was” (Fil. 2:5). Als wij Mattheüs 5 hadden moeten schrijven, dan hadden we waarschijnlijk geschreven: ‘Gelukkig zij die lachen kunnen’. Tenminste, dat is een wijdverbreide opvatting tegenwoordig. De Heer Jezus heeft echter bijna het tegenovergestelde gezegd: “Zalig zijn zij die treuren” (Matth. 5:4)

Het is, zoals met zo veel, ook een gewetensvraag. Men voelt zich in een bepaalde situatie al helemaal niet op zijn plaats, waar een ander weinig problemen heeft. Willen we nu anderen veroordelen? Nee, maar we kunnen tegen elkaar zeggen, hoe we daarover denken.

In een zeer moeilijke situatie sprak Elisa de mooie woorden uit: “Ga in vrede” (2 Kon. 5:19). Dit is ook een boodschap voor diegenen die het wel ernstig menen en gewetensvol voor God hun weg willen gaan en niet lichtvaardig willen zijn. Misschien is een goede graadmeter zowel voor schijnbaar “redelijke” carnavalsfeesten als ook voor de vermommingen de tekstplaats uit 1 Korinthe 10 vers 31: “Of u dus eet of drinkt of iets anders doet, doe alles tot eer van God”.

Eén ding moet in ieder geval zeer duidelijk voor ons zijn: Elk vrolijk samenzijn met degenen die door hun gedrag juist tijdens dit samenzijn God zeer onteren, doet ons aan hun zonden deel hebben (zie Joh. 2:11).

© SoundWords

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW