16 jaar geleden

Bezorgd? Kijk eens naar de vogels …

Oktober 2008. Zorgen … ja dat is mij bekend. Die heb ik ook. Wie heeft ze niet? Maar bezorgd zijn. Dat is toch even iets waar ik mij soms (vaak, af en toe ..) aan schuldig maak. Wat is het toch een geweldige rijkdom voor een Christen wanneer hij of zij niet alleen weet maar ook ervaart, dat zorgen op Hem geworpen kunnen worden, zonder dat deze als een boemerang weer in je hart terug ketsen. Nee, God onze Vader is een zorgende Vader en Hij doet iets met onze zorgen, namelijk onder andere ‘deze laten meewerken ten goede’. En … ‘Hij opent ons zeeg’nend Zijn armen’. We mogen ons daarin werpen als het ware. U zegt: ‘O wat geweldig mooi, maar dit geldt niet voor mij. Mijn zorgen zijn zó groot’. Misschien moet u dan ook eens de natuur ingaan en al die prachtige vogels gaan bekijken. Doe dat vooral en ontdek opnieuw: God zorgt voor ze … maar ook voor u en mij! Neem de tijd en rust eens uit van al dat jachtige om u heen en … weest dankbaar! “Rest and be thankfull”, zoals op de afbeelding bij dit artikel staat …

Daarom zeg Ik u … kijkt naar de vogels van de hemel!

300 Rika-vogels 1

Enkele fragmenten uit Mattheüs 6 over bezorgd zijn:

Mattheüs 6:19-34. 19 Verzamelt u geen schatten op de aarde, waar mot en afvreter ze bederft en waar dieven inbreken en stelen; 20 maar verzamelt u schatten in [de] hemel, waar geen mot of afvreter ze bederft en waar dieven niet inbreken of stelen; 21 want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn. 22 De lamp van het lichaam is het oog; als dan uw oog eenvoudig is, zal uw hele lichaam verlicht zijn; 23 maar als uw oog boos is, zal uw hele lichaam duister zijn. Als dan het licht dat in u is, duisternis is, hoe groot is de duisternis! 24 Niemand kan twee heren dienen, want hij zal òf de één haten en de ander liefhebben, òf zich aan de één hechten en de ander verachten. U kunt niet God dienen en Mammon. 25 Daarom zeg Ik u: Weest niet bezorgd voor uw leven, wat u eten zult, ook niet voor uw lichaam, waarmee u zich zult kleden. Is het leven niet meer dan het voedsel en het lichaam dan de kleding? 26 Kijkt naar de vogels van de hemel, dat zij niet zaaien, niet maaien en niet in schuren verzamelen, en uw hemelse Vader voedt ze. Gaat u ze niet ver te boven? 27 Wie van u echter kan door bezorgd te zijn één el aan zijn lengte toevoegen? 28 En wat bent u bezorgd over kleding? Let op de lelies op het veld, hoe zij groeien; zij arbeiden niet en spinnen niet; 29 en Ik zeg u, dat zelfs Salomo in al zijn heerlijkheid niet was bekleed als één van deze. 30 Als nu God het gras op het veld, dat er vandaag is en morgen in een oven wordt geworpen, zó bekleedt, zal Hij niet veel meer u [bekleden], kleingelovigen? 31 Weest dan niet bezorgd, door te zeggen: wat zullen wij eten, of wat zullen wij drinken, of waarmee zullen wij ons kleden? 32 Want naar al deze dingen zoeken de volken; want uw hemelse Vader weet dat u al deze dingen nodig hebt. 33 Zoekt echter eerst het koninkrijk en zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u erbij gegeven worden. 34 Weest dan niet bezorgd voor morgen; want morgen zal voor zichzelf bezorgd zijn; voor [elke] dag is zijn eigen kwaad genoeg.

Dit is een gedeelte uit de zogenaamde bergrede. De Heer Jezus Zelf spreekt hier tot Zijn discipelen terwijl hij op de berg zit. Hij zit daar dus en leert (Mattheüs 5:1-2). In deze rede spreekt de Heer Jezus discipelen aan, en niet onbekeerde zondaars. Het heeft dus ook ons wat te zeggen. Het gaat in deze rede ook hoofdzakelijk over dingen die wij op aarde vinden. In het kort enkele dingen om dit duidelijk te maken. Treuren (Mattheüs 5:4) doen we alleen op aarde, dat moge gelukkig duidelijk voor ons zijn. De aarde beërven (Mattheüs 5:5) spreekt ook voor zichzelf. Hongeren en dorsten naar de gerechtigheid doen we hier op aarde, vredestichters zijn in de hemel niet nodig en vervolging en kwaadsprekerij is er alleen op aarde (Mattheüs 5:9-11).

“U bent het zout van de aarde” (Mattheüs 5:13), niet in de hemel. Dit vers maakt tevens ook duidelijk dat het om Israël gaat en niet om de Gemeente. Deze wordt ook pas in hoofdstuk 16 aangekondigd. Immers daar zegt de Heer Jezus dat de gemeente nog toekomstig is. “Op deze rots zal Ik Mijn gemeente bouwen” (16:18). dat betekent ook dat tot op dat moment er zeker nog geen sprake was van ‘gemeente’. De uitdrukking Oud-testamentische gemeente is dus niet in overeenstemming met de bijbel. De belijdenis die Petrus daar uitspreekt is ook voor ons iets wat onze harten doet opspringen van vreugde. De Heer Jezus is de “Zoon van de levende God”. De Vader heeft dat aan Petrus geopenbaard (zie vers 16-17).

“U bent het licht van de wereld” spreekt eveneens voor zichzelf. Dat is niet de hemel (Mattheüs 5:14). Doodslag en toorn en verzoenen met uw broeder is alleen van toepassing op de aarde, evenals echtscheiding, overspel, verleiding, hoererij (Mattheüs 5:21-32). Ook het zweren en het oog om oog en tand om tand is alleen van toepassing op de aarde. Vijanden vinden we alleen op aarde evenals het liefhebben van hen.

Het bidden, het vasten en het zalven van je hoofd uit hoofdstuk 6 (Mattheüs 6:16-18) bewijzen eveneens dat het in deze rede gaat om de aarde. Het verzamelen van schatten gebeurt op aarde ook omdat er sprake is van dieven. Dieven zijn niet in de hemel.

Wel wordt op schatten verzamelen gewezen in de hemel. Doen we daar ook al aan mee? Is dat onze nieuwe ‘hobby’ geworden sinds we tot geloof kwamen in de Heer Jezus? (Mattheüs 6:19-21). Een boos oog is ook alleen maar op aarde en de Mammon ook. En God en Mammon dienen kan immers alleen maar hier (Mattheüs 6:22-24). En bezorgd zijn kunnen we alleen maar op aarde.

Bezorgd zijn

Dan zijn we nu aangekomen waar het mij met name om gaat, namelijk om het bezorgd zijn. Zijn wij bezorgd, ben ik bezorgd, ben jij bezorgd? Vooral in onze tijd zijn er zovele redenen om bezorgd te zijn. De economie loopt niet goed, we zijn ziek of we hebben net ontslag gekregen. Onze kinderen hebben grote problemen die ons steeds meer zorgen baren. Onder onze geloofsgenoten uit onze directe omgeving zijn er grote zorgen. Vrienden en vriendinnen hebben ons verlaten en één van onze kinderen heeft een ernstig ongeluk gehad en is ontslapen. Huwelijken staan op ‘ontploffen’ en goede vrienden of familie van ons zijn net uit elkaar. Gezinnen liggen soms uit elkaar en hebben relatieproblemen. Verder lijkt het wel of alle donkere wolken aan de horizon recht op mij afkomen, en weet ik niet hoe ik daaraan ontkomen kan of hoe ik er mee moet omgaan. Onze overheid lijkt steeds meer onder de macht en invloed van satan te komen ondanks dat er nu Christenen in de regering zitten. Rampen overspoelen ons dag aan dag en … dit zijn zomaar enkele dingen waardoor wij volledig uit de koers kunnen geraken en we lopen gevaar ons nergens anders meer op te kunnen richten.

Mijn gebed wordt voor een groot deel beheerst door de dingen die ik zojuist noemde en ik kan mij niet meer richten op de Heer Zelf die alle macht heeft in de hemel en op aarde.

Welnu, waar ik graag op wil wijzen is: De Vader weet, de Vader ziet en de Vader is in het verborgene. In hoofdstuk 6 komt tien keer het woord ‘Vader’ voor. Wij zijn als kinderen van God tot de Vader gebracht. Dat was in het Oude Testament onbekend. Toen kende men God alleen als de Heere (Jahweh). We moeten echter niet de grote fout maken door neer te zien op de Oud-testamentische gelovigen. We kunnen heel veel van hen leren. Maar onze positie is na de opstanding en hemelvaart van de Heer Jezus een geheel andere geworden dan de hunne, in het bijzonder ook als het gaat om onze relatie tot God. “Ik vaar op naar Mijn Vader en uw Vader, naar Mijn God en uw God (Johannes 20:17). In dit evangelie wordt niet uitgelegd hoe wij met God als Vader in verbinding gebracht zijn. Dat vinden we in het Johannes-evangelie. Ik ga er nu van uit dat u weet van uzelf, dat u in gemeenschap gebracht met God als Vader en met Zijn Zoon, Jezus Christus. Van ontzettend groot belang. Enkele verzen wil ik daarover toch noemen. “En onze gemeenschap nu is met de Vader en met Zijn Zoon Jezus Christus” (1 Johannes 1:3b). En: “Ziet, welk een liefde de Vader ons gegeven heeft, dat wij kinderen van God genoemd zouden worden, en wij zijn het ook” (1 Johannes 3:1). Kunnen wij daar “Amen” op zeggen. Alles hangt af van onze gemeenschap met onze God en Vader en met Zijn Zoon Jezus Christus.

God, onze Vader ziet in het verborgene

In verband met ons onderwerp is het van het grootste belang dat we beseffen dat de Vader, die in de hemelen is, alles ziet. Hij kijkt in het verborgene (Mattheüs 6:4,18), dus ook in ons hart en ziet daar die grote bezorgdheid. We hoeven niets te verbergen want Hij ziet alles. Daar kon David ook van meepraten. Kijk maar eens hoe mooi hij dit verwoordt in Psalm 139. Dat heeft David ervaren als herder, toen hij nog achter de schapen zat maar ook toen hij door Saul achterna werd gezeten. “Heere, Gij doorgrondt en kent mij. Gij weet van mijn zitten en mijn opstaan; Gij verstaat van verre mijn gedachten. Gij omringt mijn gaan en mijn liggen; en Gij zijt al mijn wegen bekend”. Maar ook wij kunnen en mogen dat ervaren! O, dat wij dan ook toch tot diezelfde belangrijke wens van David komen: “Doorgrond mij, o God! en ken mijn hart; beproef mij, en ken mijn gedachten. En zie, of bij mij een schadelijke weg zij; en leid mij op de eeuwige weg” (vers 1-3). Wat zal dat al veel veranderen kunnen in onze zorgen.

God, onze Vader is in het verborgene

We zagen zojuist dat David bad. Ja, en dan zien we ook dat de Vader niet alleen alles ziet in het verborgene, maar dat Hij ook in het verborgene is. Hij is nabij! Wat een geweldige bemoediging zal dat voor ons zijn, als we ons dat meer bewust worden. Dat maakt alles anders. Hoewel er dan zorgen kunnen zijn, maken we die niet alleen mee. Hij, onze vader, is in het verborgen en hoort mijn roepen tot Hem. De nood kan ons soms zo hoog komen, dat we erin dreigen te verdrinken. Maar de Vader is er. Dan zullen de ellenlange gebeden (Mattheüs 6:5) zeker niet aan de orde zijn. Ook hoeven wij ons niet groter voor te doen dan we zijn. Hij weet en kent immers alles van ons. Ook die bange zorgen. En wij kunnen gerust zijn, Hij doet niet alsof die er niet zijn. Ook verwijt Hij ons niet, of zegt dat we ons om niets druk maken; ook zegt hij niet dat het niets voorstelt. Sommige Christenen denken en zeggen dat zelfs wel eens tegen anderen. Zo in de trant van: “Kop op joh, stel je niet zo aan; dit stelt toch niets voor”. Daarmee helpen zij hun geloofsvriend of vriendin niet. Integendeel. Het maakt dikwijls dat deze zich daardoor nog ellendiger gaat voelen. En voelt zich vooral niet serieus genomen. Als je dit een keertje meemaakt, zeg je niet zo snel meer iets tegen hem of haar, die je in vertrouwen hebt genomen omdat je het heel moeilijk had.

Dat heeft weliswaar twee kanten, want misschien wil de Heer ons ook wel leren, dat wij in met onze moeiten tot Hem alleen gaan en op Hem wachten en vertrouwen dat “Hij het zal maken”, zoals David dat zo treffend zegt in Psalm 37. Daar schrijft hij: “Wentel uw weg op de HEERE, en vertrouw op Hem; Hij zal het maken”. Maar hij of zij die zo met de moeiten en gevoelens van anderen omgaat, mag ook wel eens bij de Heer Zelf in de leer gaan en wijzelf mogen ook wel toezien dat we niet in die fout vervallen. Gaat de Heer ook zo met ons om? Verwijt Hij ons als wij zorgen hebben? Zegt Hij dat we ons niet zo moeten aanstellen? Nee toch! Gelukkig niet, want dan durven we niet meer bij Hem te komen met onze zorgen. Nee, wij moeten juist leren om altijd met wat voor zorgen dan ook – grote of kleine – bij Hem te komen. Want het feit dat we zorgen hebben betekent nog niet dat de zorgen ons hebben. Gelukkig kent de HEER ieder van ons en doorgrondt Hij ons. Hij weet hoeveel verdriet wij kunnen hebben van dit of dat en neemt er alle tijd voor om naar ons te luisteren en verwijt ons niets. Hij vindt het juist fijn als we met onze zorgen en bekommernissen bij Hem komen, want dan kan Hij laten zien dat Hij voor ons zorgt.

Juist als we onze bekommernis op Hem werpen, laat Hij ons merken dat Hij zorgt. “Werpt al uw bekommernis op Hem, want Hij zorgt voor u” (1 Petrus 5:7). We zullen misschien alleen nog tot Hem kunnen roepen: O Vader, help! Maar in deze noodkreet ziet Hij ons hart en weet precies wat ons bezighoudt. Hij ziet en is immers in het verborgene. En … als wij onze bekommernis op Hem werpen, werpt Hij het dan terug? Nee toch?!

Schatten in de hemel

We worden ook aangespoord in Mattheüs 6:19-21 om verwoede verzamelaars te worden of te zijn van schatten in de hemel. Hoeveel zorgen ontstaan ook niet doordat we ons bezighouden met aardse schatten in welke vorm dan ook. Dan hebben we dit wel aan ons zelf te danken. De apostel Paulus spoort ons aan om de dingen te zoeken die boven zijn. “Als u nu met Christus opgewekt bent, zoekt dan de dingen die boven zijn, waar Christus is, gezeten aan Gods rechterhand. Bedenkt de dingen die boven zijn, niet die op de aarde zijn …” (Kolosse 3:1-2). Dat is niet een aardige theorie van de apostel. In zijn eigen leven heeft hij dit laten zien. Naast zijn persoonlijke zorgen overvielen hem ook nog dagelijks de zorgen van de gemeenten (2 Korinthe 11:28).

We moeten niet vergeten dat de Heilige geest ons geen dingen voorhoudt die wel aardig zijn, maar niet bereikbaar. Nee, als we net zoals Maria doen, dat ene ding zoeken, het goede deel, vinden we hemelse schatten. Waar vond ze die? Aan de voeten van de Heer Jezus. Dat kon haar niet meer afgenomen worden. Dat kun je niet zeggen van de aardse goederen, in welke vorm dan ook. Een economische crises bijvoorbeeld of een oorlog zet alles op zijn kop en mensen vragen zich angstig af hoe het nu verder moet. De “graaimotten” in onze “graaitijd” – hiermee bedoel ik de nimmer ophoudende zucht naar rijkdom, de geldzucht – weten de aardse schatten heel goed te vinden. Ze vreten ze af en bederven ze. Ook dat veroorzaakt veel zorgen en stress. Maar wat nog erger is, dit veroorzaakt dat de ziel niet genoeg heeft aan de Heer Jezus, aan de grootste schat. De apostel Paulus spreekt erover dat in het laatst van de dagen – dus nu – er zware tijden zullen zijn en begint dan met dat de mensen geldzuchtig zullen zijn (2 Timotheüs 3:1-2).

Wat de rijken betreft: dit veroordeelt de bijbel geenszins, maar wel dat zij niet hoogmoedig moeten zijn en hun hoop niet op de onzekerheid van de rijkdom moegen vestigen, maar op God die ons alles rijkelijk geeft om te genieten, om goed te doen, rijk te zijn in goede werken, vrijgevig te zijn en mededeelzaam. God vertrouwt hen dit toe opdat zij dit in gemeenschapp met Hem ook goed zullen beheren en gebruiken. Alleen zo leggen zij voor zichzelf een goed fundament voor de toekomst, opdat zij het werkelijke leven grijpen (1 Timotheüs 6:17).

Wat te denken als de overbuurman tegen je zegt: “Ik weet dat jullie elke week samen bidden als gemeente en eigenlijk behoor ik ook daarbij te zijn. Maar ik heb zo’n goede baan en moet wel met mijn collega’s meedoen”. Daar bedoelde hij mee – zo bleek later – dat hij door zijn prachtige en goed betaalde baan aan de drank gekomen was en er niet meer los van kon komen. Hij vertelde dat hij dikwijls om ons huis – waar de plaatselijke bidstond toen wekelijks plaatsvond – gelopen was met het intense verlangen om erbij te kunnen zijn. Toch kwam hij niet. Hoe is dat gekomen? Wel, hij bezocht eerst de samenkomsten elke zondag. Maar toen die baan hem steeds meer opslokte bezocht hij alleen op de zondagmorgen nog de samenkomst en het duurde niet lang of hij kwam om de veertien dagen en enige tijd later helemaal niet meer. De verslaving aan Mammon bracht hem zover. “Niemand kan twee heren dienen”, zegt de Heer Jezus (Mattheüs 6:24). Dat bleek ook bij deze man. Ik weet niet hoe het met hem is afgelopen. We hebben nog wel gesprekken gehad maar – voor zover ik weet, ik hoop dat ik mij vergis – heeft dat bij hem geen zichtbare verandering teweeg gebracht. Laten we niet denken dat wij voor zulke dingen immuun zijn. Dat is een heel gevaarlijke gedachte. “Wie staat, zie toe dat hij niet valle” (1 Korinthe 10:12). Daar wordt Israël ons als waarschuwend voorgesteld.

Ook als we niet tevreden zijn met datgene wat we hebben, ontstaan er zorgen. Dan zullen we proberen verwoed verandering aan te brengen in onze omstandigheden. Veel tijd en energie kost dat en wat we hierin steken, kunnen we niet steken in het verzamelen van hemelse schatten. Schatten die niet aangetast kunnen worden en eeuwigheidswaarde hebben. Zij zijn waardevast en de koers ervan daalt niet maar integendeel .. stijgt voortdurend. De Heer Jezus wordt steeds groter voor ozne harten en we komen dan hier op aarde al tot de uitroep: “En zie, de helft is mij niet aangezegd” (1 Koningen 10:7). De apostel Paulus mocht door de Heilige Geest meedelen: “Want ik heb geleerd om tevreden te zijn met de omstandigheden waarin ik ben. Ik weet vernederd te worden, ik weet ook overvloed te hebben; in elk opzicht en in alles ben ik ingewijd, zowel in verzadigd zijn als in overvloed hebben als in gebrek lijden”. Allereerst bemoedigt het mij altijd weer dat er staat: ik heb geleerd. Ook Paulus, die grote apostel, moest dat leren. U en ik ook! Maar Paulus wilde dat ook. Het was voor hem een vreugde om te leren van Hem die Hij zo liefhad, ook in praktische omstandigheden. Willen wij dat ook? Dan zal de Vader zekre ook ons helpen in welke nood en zorg dan ook. Dan gaan wij ook ervaren wat het betekent: “Ik vermag alles door Hem die mij kracht geeft” (Filippi 4:12). Waar zijn wij mee bezig? Zijn wij ook tevreden?

De lamp van het lichaam

Hoe kunnen we onze zorgen aan. Zoals al is aangegeven, door ons gebed, door onze toevlucht te nemen tot Hem. Maar die lamp van het lichaam uit Mattheüs 6:22-23 heeft er ook duidelijk mee te maken. Het Woord van God alleen brengt licht in de duisternis. Als we dit licht laten schijnen in onze harten, ons hart dit aanneemt, dus ons oog eenvoudig is, – dat wil ook zeggen uitsluitend op Hem, onze God en Vader en onze Heer Jezus richten – zien we alleen op de hemelse dingen, schatten. Wij bezitten door de wedergeboorte een geestelijke natuur en kunnen het licht ontvangen en zien. We hebben “verlichte ogen van het hart” (Efeze 1:18) nodig om alleen God de Vader en de Heer Jezus te dienen. “Uw Woord is een licht op mijn pad en een lamp voor mijn voet” (Psalm 119:105) is nog altijd actueel.

Als we dat hanteren zullen we de zorg van onze God en Vader opmerken en leren waarderen. Dan zullen we Hem alleen vertrouwen en niet op de onzekerheid van van deze wereld.

Gods Vaderzorg

“Daarom … , zegt de Heer Jezus in Mattheüs 6:25). Waarom? Wel, God ziet in het verborgene, God is in het verborgene, er zijn schatten in de hemel, we kunnen een eenvoudig oog hebben, en we dienen alleen God op Wie we werkelijk kunnen vertrouwen. Daarom! Kijk maar wat de Vader doet? Zie je die vogels. Zie je die prachtige lelies. Geweldig mooi, ook die in het water. Zie je hoe God het gras bekleedt … Kijk eens om je heen naar Zijn schepping. Let op! … Zelfs Salomo kon met al zijn heerlijkheid niet tippen aan die lelies, die niet arbeiden en niet spinnen. Kunnen ze ook niet. Maar daarom juist zorgt de God voor hen. Zal Hij dan niet voor ons zorgen? Ach, we weten het wel. Maar we vergeten zo gemakkelijk en staren ons blind op de omstandigheden en worden daardoor steeds maar ongelukkiger. Maar, zo zegt de Heer Jezus, “uw Vader weet dat u al deze dingen nodig hebt”. Wat een troostwoord! “Uw Vader weet …”. Zullen we dan zo kleingelovig zijn en denken dat God het uit de hand gelopen is? Moet de Heer Jezus ook tegen u en mij zeggen: “kleingelovige”? Een kleingelovige denkt klein van God en meent zelf alles op te moeten knappen. Geloven betekent ook vertrouwen. Vertrouw ik dan God, mijn hemelse Vader zo slecht?

Van groot belang is het dat de zorgen niet ons te pakken hebben maar dat wij de zorgen op Hem werpen. Als wij bezorgd zijn, hebben de zorgen ons eronder. Dan zien we alleen maar de zorgen. Daarom: Weg met die zorgen. “Werp al uw bekommernis op Hem …”. En werpen betekent met kracht van ons afgooien. Dan komt er energie vrij om eerst het Koninkrijk te zoeken. Dan willen we niet anders dan zoeken wat past bij Hem. Dan gaan we ons leven plaatsen in Zijn perspectief, in Zijn schijnwerpers, dat is Zijn Woord.

Mogen we dan geen zorgen hebben? Deze vraag hebben we nu wel beantwoord. Het antwoord is: Ja, we mogen wel zorgen hebben als de zorgen ons maar niet hebben.

Werp zorgen en smart

aan ‘t minnende hart

van God onze zorgende Vader.

Als kommer u kwelt

als angst u beknelt

brengt lijden Zijn harte u nader.

Hij weet wat gij lijdt,

hoe macht’loos gij zijt,

en opent u zeeg’nend Zijn armen.

Wie is Hem gelijk,

zo mild en zo rijk

aan liefde, genâ en erbarmen.

Is ‘t nacht om u heen

Hij richt uwe schreên,

en zendt u Zijn licht op uw wegen.

Geen wens blijft ons meer,

dan dáár bij de Heer

te leven bij stromen van zegen.

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW