2 jaar geleden

Beproeving en opvoeding

Johannes 9 vers 1-3; Johannes 11 vers 1-6; Johannes 13 vers 6-8; Romeinen 8 vers 18-30; Hebreeën 10 vers 32-39

Meerdere passages in de Bijbel laten zien hoe God omstandigheden in het persoonlijke leven, in het gezin of in de plaatselijke gemeente zo leidt, dat ze ten goede komen voor de Zijnen. Als Hij het goed vindt om een beproeving te sturen, heeft Hij een doel: Hij wil ons vormen voor Zichzelf.

Een onderzoek roept veel ‘waarom-vragen’ op in ons hart. Het is ongetwijfeld niet verboden om onszelf deze vragen te stellen. Maar het is niet naar Gods gedachten als we daarbij een opstandige en rebelse houding aannemen. Daarmee zouden we de liefde van onze God en Vader in twijfel trekken.

In Jesaja 58 vers 3-5 spreekt de profeet over mensen die gelijktijdig vastten en ruzie maakten, klaar om met een kwaadaardige vuist toe te slaan. Ze bogen hun hoofd “als een riet,” dat wil zeggen dat hun uiterlijke gedrag niet het resultaat was van een oprechte innerlijke buiging. Spreekt deze vergelijking ook niet tot ons geweten en hart?

Hoe kunnen we leren om ons in een beproeving werkelijk te onderwerpen aan de wil van de Vader? Ligt de oplossing niet in het feit dat de Bijbel ons leert hoe God met elk van de Zijnen omgaat?

Zuchten vanwege lichamelijk lijden

Romeinen 8 vers 18-30

Het lijden

Deze passage laat zien hoe de schepping lijdt onder de slavernij van het verderf als gevolg van de zonde van de mens. Ook wij behoren tot deze eerste schepping. Daarom delen wij in de pijn en het lijden, dat sinds de zondeval de wereld is binnengedrongen. Net als de hele schepping zuchten ook wij. Maar terwijl we zuchten, wachten we op de verlossing van ons lichaam. We wachten niet op de verlossing van onze ziel, want die hebben we al ontvangen door het geloof in de Heer Jezus. Maar we wachten erop, dat ook ons lichaam verlost wordt. Het is nog niet bevrijd van de gevolgen van de zonde en kan daarom lijden of zelfs de lichamelijke dood ervaren. De beproeving die dit met zich meebrengt heeft zijn uitwerking op onze geest: We zuchten in de ongunstige omstandigheden die we op aarde ervaren.

Deze passage noemt drie soorten zuchten: de schepping zucht (vs. 22), gelovigen zuchten (vs. 23) en de Heilige Geest zucht (vs. 26).

Het lijden van de schepping mag ons niet onverschillig laten. Zij zucht omdat ze onderworpen is aan vergankelijkheid en lijdt onder de slavernij van het verderf. De mens is hiervoor verantwoordelijk, want door zijn zonde heeft hij de hele schepping onder dit juk gebracht.

Maar we weten: Als we het lijden van deze tijd verdragen, zullen we straks ook delen in de komende heerlijkheid (vs. 18). Dit gaat niet over het lijden met Christus of voor Christus, maar over het ‘opvoedende’ lijden in ons lichaam. Onze God en Vader staat toe dat ze ons vormen. “U verdraagt het tot tuchtiging; God behandelt u als zonen; want welke zoon is er die een vader niet tuchtigt? Maar als u zonder tuchtiging bent waaraan allen deel hebben, dan bent u bastaarden en geen zonen” (Hebr. 12:7,8). De verwijzing naar onze relatie als zonen van God is een bemoediging en een kostbare troost voor ons: omdat wij de waardigheid bezitten zonen te zijn, zijn wij onderworpen aan de opvoeding van de Vader.

De hoop

Bij Zijn komst zal de Heer onze lichamen veranderen “tot gelijkvormigheid aan het lichaam van Zijn heerlijkheid” (Fil. 3:21). Dan zullen onze lichamen niet langer onderworpen zijn aan het lijden, dat eigen is aan de eerste schepping. “Want wij zijn behouden geworden in de hoop. Een hoop nu die men ziet, is geen hoop” (vs. 24). Hoop ontvouwt zich, net als geloof, in onze huidige situatie, dat wil zeggen in onze onvolmaakte staat. Wij zijn nog niet in de hemel, waar een plaats voor ons is bereid en ons burgerschap is gevestigd. Voor de huidige tijd blijven ons geloof, hoop en liefde (1 Kor. 13:13). Aan de eerste twee komt een einde met de komst van de Heer. Maar de liefde, die in de hemel haar hoogste uitdrukking zal bereiken, vergaat nooit. Zij is de grootste van deze drie.

Omdat we behouden zijn in de hoop, kennen we de volledige verlossing nog niet. Totdat ons lichaam veranderd zal zijn, zal het verbonden blijven met de eerste schepping. Maar dan zal het woord van 1 Johannes 3 vers 2 in vervulling gaan: “Wij weten dat als Hij geopenbaard zal zijn, wij Hem gelijk zullen zijn; want wij zullen Hem zien zoals Hij is.” Ons “lichaam van vernedering” zal gelijkvormig worden aan het “lichaam van heerlijkheid” van onze Heer (Fil. 3:21). Eens maakte Hij Zichzelf tot niets (ontledigd, vernietigd) en nam Hij de gestalte van een slaaf aan, “de mensen gelijkwordend,” zodat Hij “uiterlijk als een mens bevonden” werd (Fil. 2:7-8). Maar nadat Hij het werk had volbracht, dat de Vader Hem had opgedragen (Joh. 17:4), werd Hij als Mens verhoogd met heerlijkheid.

Door beproevingen en moeilijke levensfasen heen wil de Heer onze harten stimuleren om Hem te verwachten. Dit is een van de gelukkige gevolgen van de beproeving. Als het leven op aarde altijd gemakkelijk zou zijn, zouden onze harten zich hier snel thuis voelen en tevreden zijn met het aardse. Maar in moeilijkheden worden onze genegenheden op Christus gericht en roepen we uit: “Kom, Heer Jezus!”

Is het werkelijk ons grootste verlangen om de Heer eindelijk te zien? Moge Hij ons innerlijk doen verlangen naar Zijn komst, niet alleen om bevrijd te worden van het aardse, maar ook om Hem te zien “die ons heeft liefgehad en Zichzelf voor ons heeft overgegeven” (Ef. 5:2).

Het gebed

“… want wat wij naar behoren zullen bidden, weten wij niet” (vs. 26). Het is goed om te streven naar gebeden die in overeenstemming zijn met de wil van God. Maar als we Zijn wil niet kennen, kunnen we onze verzoeken gewoon voor Hem neerleggen. Laten we dat doen met een bereidheid om ons aan God te onderwerpen en het antwoord aan Hem over te laten. De Heer is ons volmaakte voorbeeld: “Uw wil geschiede.” Zo bad Hij in de grootste zielennood in de hof van Gethsémané. Bovendien komt de Heilige Geest ons te hulp in onze zwakheid. Hij zet Zichzelf voor ons in in onuitsprekelijke verzuchtingen. God, die de gedachten van de Geest kent, neemt ze waar te midden van het zuchten. De Geest, als Goddelijk persoon, is daadwerkelijk in staat om de noden van elke gelovige aan God voor te leggen. Hij doet dat volgens de gedachten van God in onuitsprekelijk verzuchtingen.

In tegenstelling tot de uitdrukking “weten wij niet” in vers 26, zegt vers 28: “Maar wij weten … .” Dit drukt de volledige zekerheid van het geloof uit. Twijfels hebben hier geen plaats. Het is waar, dat ze ons hart kunnen binnensluipen wanneer Satan ons probeert te ontmoedigen. Toch weten we, dat alle omstandigheden die we meemaken tot Gods verheerlijking en tot ons welzijn dienen. We zien het bij Paulus: hij werd naar Caesarea begeleid door een grote menigte soldaten! Voor welke hoge persoonlijkheid in de wereld wordt bijna zoveel moeite gedaan? We kunnen er inderdaad van overtuigd zijn, dat alles voor ons meewerkt ten goede. Dit besef vervult ons hart met vrede, zelfs in de meest ongunstige omstandigheden.

Wachten op de Heer

Hebreeën 10 vers 32-39

De gelovige Hebreeën hadden na hun bekering veel strijd en lijden doorstaan (vs. 32). In deze beproevingen hadden zij ingezien, dat hun werkelijke bezit hemels was, dat wil zeggen beter en blijvend (vs. 34). Hun zegeningen waren dus niet langer aards. Maar het leek erop, dat ze deze hemelse zegeningen uit het oog hadden verloren. Ze moesten eraan herinnerd worden, dat ze ooit de roof van hun bezittingen met vreugde hadden begroet. Dan probeert de schrijver van de brief aan de Hebreeën hun geloof en vertrouwen in de Heer weer aan te wakkeren: “Werp dus uw vrijmoedigheid niet weg, die een grote beloning heeft.”

Vertrouwen en volharden

Laten we er altijd op vertrouwen, dat we God toebehoren en daarom ons vertrouwen op Hem stellen. Hij belooft: “zij zullen niet beschaamd worden die Mij verwachten” (Jes. 49:23). En in Psalm 32 vers 10 lezen we: “Maar wie op de HEERE vertrouwt, hem zal de goedertierenheid omringen.”

Als eerste resultaat zullen we de liefde van God en vrede in ons hart genieten. Deze vrede is wat de Heer kende in Zijn leven op aarde. Een Frans liedjesschrijver zegt het zo: “Terwijl mijn plaats in de hemel bereid is, geniet ik hier van de vrede van het hart.” Dit is de kostbare beloning voor degene die zijn vertrouwen op zijn God en Vader stelt!

Maar we hebben volharding nodig (vs. 36)! Volharding is geen kracht van de natuurlijke mens, maar iets dat God in ons wil bewerken door Zijn Geest. Volharding behoort tot de kenmerken van het praktische geloofsleven die in 2 Petrus 1 vers 6 worden opgesomd. Iedereen aan wie de kostbare en grootste beloften zijn gegeven, moet aan de zelfbeheersing de volharding toevoegen. Dit betekent ook lijden en wachten in de beproeving. Maar het is met de zekerheid, dat de wil van God vervuld zal worden en we de beloften zullen ontvangen. Als we volharden, nemen we een voorschot op wat ons beloofd is en genieten we ervan in afwachting van de vervulling ervan.

De Heer komt zeker

Vers 37 zegt: “Want nog een zeer korte tijd … .” Deze uitdrukking staat in contrast met de “volharding” waartoe we geroepen zijn. De tijd tot de komst van de Heer lijkt voor ons misschien lang, maar voor God is hij kort. Meerdere keren spreekt de Heer over Zijn wederkomst: “En als Ik ben heengegaan en u plaats heb bereid, kom Ik weer en zal u tot Mij nemen” (Joh. 14:3). En: “Ja, Ik kom spoedig” (Openb. 22:20). Hebreeën 10 zegt niet alleen, dat Hij zal komen, maar ook dat Hij “de Komende”1 is. Zo zeker is Zijn komst. Het is Zijn verlangen om te komen en Zijn gemeente tot Zich te nemen.

Hij zal niet uitblijven (vs. 37). Er zijn spotters die zeggen: “Waar is de belofte van Zijn komst? Want sinds de vaderen zijn ontslapen, blijft alles zó [als] van [het] begin van [de] schepping” (2 Petr. 3:4). Laten we ons niet door hen laten beïnvloeden wanneer ze ons wijs willen maken, dat het niet verstandig is om op de Heer te wachten! Ze kunnen zeggen: er zijn al 2000 jaar verstreken en nog steeds is Hij niet gekomen. Maar de zekerheid blijft: De Heer stelt Zijn komst niet uit, maar zal Zijn belofte vervullen. Toen Hij naar de aarde kwam om het werk van onze verlossing te volbrengen, vervulde Hij alle profetieën over Hem. De engel wees Jozef op Jesaja 7 vers 14: “Zie, de maagd zal zwanger worden en een Zoon baren, en men zal Hem de naam Emmanuel geven” (Matth. 1:23). Dit is nog maar het eerste citaat uit het Oude Testament in het Nieuwe Testament, dat getuigt van de vervulling van het Woord van God!

De Zoon van God heeft Zijn beloften in het verleden vervuld. Laten we daarom niet twijfelen. Hij zal ook de belofte van Zijn komst vervullen en allen tot Zich nemen voor wie Hij de dood aan het kruis heeft doorstaan. “Zou Hij iets zeggen en het dan niet doen? Zou Hij spreken en het niet gestand doen?” (Num. 23:19). De genade van God geeft ons in de Bijbel zekerheden waar we ons door geloof aan vast willen houden. Zo bemoedigt en vermaant de Heer ons:

“Maar <mijn> rechtvaardige zal op grond van geloof leven” (vs. 38). Levend geloof houdt ons in een goede geestelijke conditie. Als het geloof echter afneemt, wordt onze gehele levenswijze daardoor beïnvloed.

“… en als iemand zich onttrekt, heeft Mijn ziel in hem geen behagen” (vs. 38). Wie zich terugtrekt, verlaat de weg die hij ooit in geloof en gehoorzaamheid aan de waarheid ingeslagen is. Laten wij niet degenen zijn in wie God geen behagen heeft!

God wil geëerd worden

Johannes 9 vers 1-3

Het verhaal van de blindgeboren man waarschuwt ons voor verkeerde gedachten die we kunnen hebben en uiten in het aangezicht van een beproeving. De discipelen laten door hun vragen zien, dat ze de blindheid van deze persoon toeschrijven aan zijn eigen zonde of aan de zonde van zijn ouders. Hoe reageren wij als een medechristen beproevingen moet doorstaan? Vragen wij ons af: Wat is er mis in zijn leven? Het antwoord van de Heer is duidelijk: “Noch deze heeft gezondigd, noch zijn ouders” (vs. 3). Laten we niet zoeken naar mogelijke gevolgen van onze broeders en zusters in de beproevingen die ze doormaken. Dat komt ons niet toe.

Het verhaal van Job spreekt hier duidelijk over: “De HEERE zei tegen de satan: Hebt u ook acht geslagen op Mijn dienaar Job? Want er is niemand op de aarde zoals hij, een vroom en oprecht man, hij is godvrezend en keert zich af van het kwaad” (Job 1:8). Met deze woorden getuigde God van Jobs vroomheid en rechtvaardigheid. Toch vond Hij het goed om hem op de proef te stellen om hem te laten zien wat er in zijn hart omging.

“Wie de Heer liefheeft, tuchtigt Hij en Hij geselt iedere zoon die Hij aanneemt” (Hebr. 12:6). De beproeving in het leven van een kind van God is niet in alle gevallen een oefening van Gods bestuur als gevolg van een misstap. Misschien wil Hij ons door beproevingen voor Zichzelf vormen. Het doel dat Hij altijd voor ogen heeft, wordt door de Heer uitgedrukt in vers 3: “Maar de werken van God moeten in hem worden geopenbaard.” We bevinden ons in de leerschool van God en juist in pijnlijke omstandigheden laat Hij Zijn genade schijnen. Door beproevingen heen werkt Hij in ons – tot Zijn eer en tot onze zegen.

De Heer heeft de Zijnen lief

Johannes 11 vers 1-6

Lazarus is ziek. Martha en Maria twijfelen niet aan de liefde van de Heer voor hun broer. Ze zeggen tegen Hem: “Heer, zie, hij die U liefhebt is ziek” (vs. 3). Als Jezus deze boodschap ontvangt, verklaart Hij: “Deze ziekte is niet tot [de] dood, maar ter wille van de heerlijkheid van God, opdat de Zoon van God erdoor wordt verheerlijkt” (vs. 4). Hij wil verheerlijkt worden door de dood en opstanding van Zijn vriend Lazarus. Als een gelovige door de dood moet gaan, sterft alleen zijn lichaam, zijn ziel niet. Het lichaam zal worden opgewekt op de dag van de opstanding.

“Jezus nu had Martha en haar zuster en Lazarus lief” (vs. 5). De liefde van de Heer voor de beide zussen en hun broer wordt bevestigd door het bijbelse verslag. De Zoon van God wil door deze situatie verheerlijkt worden, dat is Zijn eerste doel. Maar Hij toont Zijn liefde voor de Zijnen óók in tegenspoed. We kunnen er dus zeker van zijn, dat de verheerlijking van God in een beproeving altijd verbonden is met een zegen voor de gelovigen.

De apostel Petrus bevestigt, dat een beproeving er is om God te verheerlijken: “Opdat de beproefdheid van uw geloof, veel kostbaarder dan die van goud, dat vergankelijk is en door vuur beproefd wordt, blijkt te zijn tot lof en heerlijkheid en eer bij [de] openbaring van Jezus Christus” (1 Petr. 1:7).

Willen wij werkelijk, dat de Heer verheerlijkt wordt door wat er in ons leven gebeurt?

God bereikt Zijn doel

Johannes 13 vers 6-8

“Wat Ik doe, weet jij nu niet, maar je zult het hierna begrijpen,” zegt de Heer in vers 7 tegen Simon Petrus. Zo kunnen we in een beproeving tegen de Heer Jezus zeggen: Ik begrijp het niet, maar ik buig me eronder.

We herkennen hier een aspect van de heerlijkheid van God: wat Hij Zich voorneemt, zal Hij zeker bereiken, ook als wij het doel niet zien of begrijpen. Daardoor wordt ons geloof beproefd, maar het vertrouwt volledig op God omdat het overtuigd is van de sterkte van het Goddelijk werk. Bovendien weet het geloof, dat God tot ons welzijn handelt. Zo is het doel van de beproeving om ons geloof te versterken en het steviger te maken.

Laten we denken aan de bemoediging in Hebreeën 10: “Werpt dan uw vertrouwen niet weg, hetwelk een groot loon heeft.” Laten we ook dit schriftwoord toevoegen: “Nu schijnt alle tuchtiging wel op hetzelfde ogenblik zelf geen reden voor vreugde maar voor droefheid te zijn, maar daarna geeft zij aan hen die erdoor geoefend zijn, een vreedzame vrucht  van gerechtigheid” (Hebr. 12:11).

Laten we ons herinneren aan de bemoediging in Hebreeën 10: “Werpt dus uw vertrouwen niet weg, die een grote beloning heeft” (vs. 35). Laten we ook dit schriftwoord toevoegen: “Nu schijnt alle tuchtiging wel op het ogenblik zelf  geen reden voor vreugde maar voor droefheid te zijn, maar daarna geeft zij aan hen die erdoor geoefend zijn, een vreedzame vrucht van gerechtigheid” (Hebr. 12:11).

Er liggen twee gevaren op de loer wanneer we door een beproeving gaan die dient voor onze opvoeding: we kunnen het gering achten en zo onszelf verharden, of we kunnen ons erdoor laten ontmoedigen. Het juiste gedrag in een beproeving is om je te laten oefenen door de Goddelijke opvoeding. Daardoor wordt de weg naar zegen voor ons geopend en wordt “een vreedzame vrucht van gerechtigheid” voortgebracht.

Net als de gelovige Hebreeën hebben ook wij volharding nodig. “Zie, wij prijzen hen gelukkig die volhard hebben” (Jak. 5:11). Deze christelijke deugd, die zo kostbaar in de ogen van de Heer is, wordt door de beproeving (verdrukking) bewerkt (Rom. 5:3).

Tot slot willen we de woorden van Psalm 62 vers 6 in herinnering brengen: “Zeker, mijn ziel, zwijg voor God, want van Hem is mijn verwachting.” Laten we onze ogen gericht houden op Jezus Christus! Hij die komt zal komen en zal niet uitblijven.

 

NOTEN:
1. Er staat daar: “Hij die komt.”

 

© www.haltefest.ch; naar een lezing door Philippe Maillefaud

Uit: “Halte fest”, jaargang 2020, uitgave 2, pag. 22.

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW