3 jaar geleden

Beloningen (1)

In Zijn genade moedigt onze Heer de Zijnen op verschillende manieren aan om trouw te zijn en te volharden door de belofte van een beloning. Hoewel hun toewijding alleen moet voortkomen uit hun liefde voor Hem en niet uit een verlangen om vergelding te ontvangen zoals dagloners, is het vooruitzicht beloond te worden voor de rechterstoel van Christus niettemin een krachtige aanmoediging voor hen om trouw te blijven. Maar meer nog dan hun eigen vreugde denken zij eraan, hoe het hun Heer zal behagen wanneer Hij, in tegenwoordigheid van de heilige Myriaden1, al de voldoening van Zijn hart kan uitdrukken over de trouw die zij tijdens hun leven op aarde hebben betoond. Dan zal het bewijs van hun geloof “blijken te zijn tot lof en heerlijkheid en eer bij [de] openbaring van Jezus Christus” (1 Petr. 1:7).

Beloningen worden beloofd aan degene die trouw is in de dienst van de Heer, in het getuigen van Zijn Naam, in het wachten op Zijn wederkomst en tenslotte in de beproeving.

1. De beloning van trouw in de dienst van de Heer

Bij de aankondiging van Zijn spoedige wederkomst, aan het einde van het heilige boek, draagt de Heer er zorg voor Zijn geliefden eraan te herinneren, dat Hij een beloning met Zich zal meebrengen, als het ware om hen aan te moedigen hun ijver aan te wakkeren gedurende de korte tijd waarin zij nog het voorrecht hebben Hem te dienen. “Zie, Ik kom spoedig, en Mijn loon is bij Mij, om een ieder te vergelden zoals zijn werk is” (Openb. 22:12). Wanneer wij bij Hem zijn, zullen wij geen gelegenheid meer hebben om te getuigen van onze trouw in Zijn dienst. Hier op aarde moeten wij ijverig werken om Hem welgevallig te zijn, opdat wij, wanneer wij geopenbaard worden voor de rechterstoel van Christus, de goedkeuring van de Meester mogen vinden (2 Kor. 5:9,10). Indien wij niet strijden volgens de wetten van het strijdtoneel, zullen wij niet gekroond worden, evenmin als wij de vruchten kunnen genieten, voordat wij gewerkt hebben.

De beloofde beloning voor trouw in de dienst van de Heer wordt genoemd in verband met verschillende vormen van dienst.

a) De toevertrouwde goederen

Bovenal is er de dienst die vervuld wordt tijdens de afwezigheid van de Meester met behulp van de goederen, die Hij aan Zijn dienaren toevertrouwt om ze bruikbaar te maken. In Mattheüs 25 vers 14-30 krijgt de eerste van de slaven vijf talenten, de tweede twee, de derde één, ieder naar zijn eigen vermogen. Deze “talenten” stellen zegeningen voor die voortkomen uit het werk van het kruis. Zij zijn ons geschonken uit loutere genade, en wij moeten ze in deze wereld tot eer van de Heer aanwenden.

Door hun volhardende ijver en trouw slagen de eerste twee slaven erin het hun toevertrouwde kapitaal te verdubbelen, en het is hun ijver en trouw die de Meester beloont wanneer Hij terugkeert. De vergelding en de waardering voor hun dienst zijn dezelfde voor de eerste twee: “Voortreffelijk, goede en trouwe slaaf, over weinig ben je trouw geweest, over veel zal Ik je stellen; ga de vreugde van je Heer in” (vs. 21) Te mogen delen in de vreugde van de Heer Zelf, dat zal allereerst de heerlijke beloning zijn voor al de verlosten die met liefde en trouw hebben gediend, wat ook het resultaat van hun werkzaamheid moge zijn. De trouwe dienaar zal ook “over veel gesteld worden,” dat wil zeggen dat hij zal delen in de heerschappij van Christus en met Hem de vrucht genieten van de arbeid van Zijn ziel.

De gelijkenis van Mattheüs 20 vers 1-6 bevestigt het feit, dat de beloning niet in verhouding staat tot de schijnbare omvang van de dienst, maar afhangt van de waardering van de Meester. In ieder geval is de beloning die God toekent veel groter dan de verdiensten van de ontvangers, want alles is genade. Iedere ware dienaar herinnert zich deze verklaring van de Heer: “Zo ook u, wanneer u alles hebt gedaan wat u is bevolen, zegt dan: Wij zijn nutteloze slaven” (Luk. 17:10). Laten wij er daarom voor waken te denken, dat onze dienst ons een verdienste verleent; maar laten wij het altijd beschouwen als een genade (2 Kor. 4:1).

In Lukas 19 vers 11-27, waar elk van de tien dienaren een pond ontvangt – een beeld van de gave die aan elke gelovige wordt gegeven op geestelijk en wereldlijk terrein – gaat het vooral over onze verantwoordelijkheid om van deze gaven gebruik te maken. In dit geval stemt de beloning overeen met de resultaten van de vervulde dienst: hij die tien pond heeft gewonnen, wordt over tien steden gesteld, terwijl hij die slechts vijf pond heeft gewonnen, over slechts vijf steden wordt gesteld. De dienaren die gewerkt hebben met wat de Heer hun heeft toevertrouwd (“uw pond heeft … opgebracht”), tijdens Zijn afwezigheid en Zijn verwerping, zullen delen in Zijn heerlijkheid en genieten van Hemzelf, evenals van de vrucht van hun arbeid voor Hem. Wat een gezegend deel!

b) Het voorwerp van de dienst

Er zijn ook verschillende beloningen naar gelang van het voorwerp van de dienst: God Zelf, Christus, de gemeente, de heiligen, de armen, de heren.

Wat voor God wordt gedaan, in het verborgene van de gemeenschap met Hem, zal zijn beloning niet verliezen. “Uw Vader die in het verborgen kijkt, zal het u vergelden,” of het nu gaat om aalmoezen geven, bidden of vasten (Matth. 6:4,6 en 18). In elke dienst aan God is het belangrijk om alleen Zijn goedkeuring te zoeken en niet die van mensen. Wij zullen verbaasd staan voor de rechterstoel van Christus, als wij zien welke heerlijke beloning wordt gegeven voor diensten, die alleen bekend waren aan degene voor wie zij werden verricht. Daarentegen zal wat mensen hebben gedaan om lof van mensen te ontvangen, hen van God niets opleveren. Dit zal een groot verlies voor hen zijn, want het applaus der mensen is slechts ijdelheid, terwijl de lof van God voor eeuwig bestaat.

Wij hebben de Heer niet meer onder ons, maar wij kunnen Hem niettemin blijven eren en dienen door Zijn geliefden bij te staan. Alles wat wij voor hen doen, raakt Zijn hart evenzeer als wanneer wij het voor Hemzelf zouden doen. “Wie u ontvangt, ontvangt Mij” (Matth. 10:40). “Want wie u een beker water zal te drinken geven vanwege het feit dat2 dat u van Christus bent, voorwaar, Ik zeg u, hij zal zijn loon geenszins verliezen” (Mark. 9:41). “Voorwaar, Ik zeg u: voor zoveel u het hebt gedaan aan één van de geringsten van deze broeders van Mij, hebt u het Mij gedaan” (Matth. 25:40).

Overigens zal de beloning in overeenstemming zijn met de aard van de verrichte dienst en met de motieven van onze daden. “Wie een profeet ontvangt in naam van een profeet, zal [het] loon van een profeet krijgen; en wie een rechtvaardige ontvangt in naam van een rechtvaardige, zal [het] loon van een rechtvaardige krijgen” (Matth. 10:41). Het is al gezegd: de Persoon van Jezus heeft voor God zo’n waarde, dat alles wat voor Hem gedaan wordt in deze wereld die Hem verworpen heeft, een onschatbare prijs heeft, en dit blijkt uit de beloning die God geeft aan hen, die iets voor Zijn geliefde Zoon gedaan hebben. Niets zal worden vergeten, “Want God is niet onrechtvaardig om uw werk te vergeten en de liefde die u betoond hebt voor Zijn naam, doordat u de heiligen gediend hebt en dient” (Hebr. 6:10; zie ook 10:32-39). Alles wat voor Christus gedaan is, zal “een vol loon ontvangen” (2 Joh. vs. 8; verg. Ruth 2:12). De armen en behoeftigen zijn in het bijzonder de voorwerpen van dienst voor Christus, en er is een belofte voor hen die voor hen zorgen: “… en u zult gelukkig zijn, omdat zij u niet kunnen vergelden; want het zal u worden vergolden in de opstanding van de rechtvaardigen” (Luk. 14:14).

Er is één dienst die de Heer bijzonder waardeert, namelijk die van de opbouw van de gemeente. Allen die hieraan meewerken, of het nu gaat om planten of begieten, “ieder zal zijn eigen loon ontvangen naar zijn eigen arbeid” (1 Kor. 3:8). Maar alleen het werk, dat zich in het vuur bewijst, zal beloond worden (vs. 14).

De Heer heeft trouwe en wijze rentmeesters over Zijn huis aangesteld om de dienaren op het juiste moment hun voedsel te geven. Handelend in Zijn afhankelijkheid zullen deze rentmeesters “de juiste tijd” kennen en het juiste rantsoen voedsel geven om in de behoeften van Gods volk te voorzien. Gezegend is hij, die zijn Heer, wanneer Hij komt, daarmee bezig zal vinden. Hij zal hem stellen over al Zijn bezittingen (Matth. 24:45-47; Luk. 12:42-44).

De oudsten die de kudde van God op deze wijze voeden “zullen de onvergankelijke kroon der heerlijkheid ontvangen” (1 Petr. 5:1-4), een kroon die iets van de heerlijkheid van de “Overste Herder” zal weerspiegelen.

Tenslotte vinden we de belofte van beloning voor dienaren, die trouw hun aardse meester dienen. In Kolosse worden zij vermaand van harte te werken “als voor de Heer en niet voor mensen, daar u weet dat u van [de] Heer als vergelding de erfenis zult ontvangen” (Kol. 3:23,24). Dezelfde belofte wordt hun gegeven in Efeze 6 vers 5-8, met de aankondiging van een beloning: “… daar u weet, dat ieder, hetzij slaaf of vrije, [het] goede dat hij zal doen, van [de] Heer zal terug ontvangen” (vs. 8). Deze vermaningen zijn gericht tot alle gelovigen, die geroepen zijn om een taak te verrichten in een ondergeschikte positie. Zij mogen de beloofde beloning voor trouwe arbeid niet vergeten, “als voor de Heer gedaan.”

Wordt DV vervolgd.

 

NOTEN:
1. Een myriade is een aanduiding voor ontelbaar, van het Oudgriekse woord μυριάς, murias, of als aanduiding voor tienduizend of 10 000 = 104.s
2. Eigenlijk ‘onder [de] benaming dat’; s. v. ‘in Christus naam, omdat’.

 

Marc Tapernoux; © www.haltefest.ch

Jaargang: 1984, bladzijde 141.

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW