“En als u bidt, gebruikt dan geen omhaal van woorden zoals de volken; want zij menen dat zij door hun veelheid van woorden zullen worden verhoord. Wordt hun dan niet gelijk; want uw Vader weet wat u nodig hebt voordat u het Hem vraagt” (Matth. 6:7,8).
Deze woorden van de Heer Jezus uit de Bergrede zouden tot twee verkeerde conclusies kunnen leiden:
- Als ik een zaak de Heer vaak voorleg, is dat brabbelen. Dat moet ik niet doen;
- ik moet mijn zorgen niet voor de Vader brengen, want Hij weet het al, voordat ik gebeden heb.
Wat punt 1 betreft: Ja, we mogen onze nood vaak voor de Heer brengen. De Heer Zelf heeft in Gethsemané drie keer hetzelfde verzoek voor de Vader gebracht. Brabbelen is gedachteloos spreken en is niet gelijk te stellen aan een oprechte vraag, ook als het vaker met dezelfde woorden voorgelegd wordt.
Wat punt 2 betreft: Zeker weet de Vader mijn verzoek, voordat ik het uitspreek. Hij begrijpt van verre mijn gedachten (Ps. 139:2). Maar de Vader vindt het heerlijk als we, in vertrouwen op Hem, bidden. “Want [de] ogen van [de] Heer zijn op [de] rechtvaardigen en Zijn oren tot hun smeken” (1 Petr. 3:12). Hij wacht op onze gebeden. Zeker weet Hij al van tevoren, wat Hij doen zal, maar Hij wil niet alleen in Zijn alwetendheid en soevereiniteit handelen, maar Zijn handelen zal een antwoord op ons gelovig gebed zijn.
Uiteindelijk doet Hij altijd dat, wat overeenkomt met Zijn volkomen kennis van mijn behoeften, maar hoe wordt mijn vertrouwen versterkt, als ik zeggen kan: “Ik heb de Vader gebeden en Hij heeft mijn gebed verhoord”. En juist deze versterking van het geloof wil de Vader in Zijn liefde tot mij bereiken.
Marco Leßmann, © Bibelstudium.de
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW