Er is ook een artikelen-reeks – getiteld ‘Martelaars’ – waar verschillende martelaars belicht worden. Toch herhalen we dit hier voor alle duidelijkheid in het kader van deze artikelen-reeks over de geschiedenis van de Christelijke kerk.
Deel 1: 32 – 814 n. Christus
Stefanus, de eerste Christen-martelaar
Stefanus, de diaken en evangelist, ontving het eerst de martelaarskroon voor de naam van de Heer Jezus. Hij staat aan het hoofd van het edele leger van martelaren, en is volmaakt als het type van een martelaar. Standvastig en onwankelbaar in zijn geloof; vrijmoedig en onvervaard voor zijn beschuldigers; gevat en getrouw in zijn verdediging voor het Sanhedrin; vrij van wrok in zijn krachtigste beweringen; vol Christelijke liefde jegens allen, verzegelt hij zijn getuigenis met zijn bloed, en ontslaapt in Jezus.
In enkele opzichten bestaat er overeenkomst tussen Stefanus en de gezegende Heer. “Heer Jezus! ontvang mijn, geest” komt overeen met “Vader! in Uw handen beveel ik Mijn geest”; en opnieuw: “Heer! reken hun deze zonde niet toe” komt overeen met “Vader! vergeef hun, want zij weten niet, wat zij doen”. Alleen stelt Stefanus hun onwetendheid niet als pleitgrond.
Aanstelling van de zeven diakenen
(Handelingen 6:1-7)
Reeds zijn, zowel,van binnen als van buiten, moeilijkheden op te merken voor de jonge gemeente. Wel werden velen bekeerd en zelfs een aantal priesters aan het geloof gehoorzaam; doch de Grieksen (bekeerde Joden van Griekse oorsprong) mopperden tegen de Hebreeuwen (bekeerde Joden uit Judea), omdat hun weduwen verzuimd werden in de dagelijkse bediening. Dit gaf aanleiding tot het kiezen van zeven diakenen. Uit de namen die opgegeven worden, zou men kunnen afleiden dat de zeven gekozenen Grieksen waren, allen dus van de partij van de mopperaars; zo heerste de Geest van God in genade. Stefanus behoorde tot hen; en in hem vinden wij een voorbeeld van het woord van de apostel: “Want zij die (als diakenen) goed gediend hebben, verwerven zich een goede plaats en veel vrijmoedigheid in het geloof, dat in Christus Jezus is” (1 Timotheus 3:13.) Hij was vol van geloof en van kracht, en deed grote tekenen en wonderen onder het volk. De werking van de Heilige Geest werd bijzonder openbaar in Stefanus.
Stefanus wordt gevangen genomen
(Handelingen 6:8-15)
Er waren verschillende synagogen in Jeruzalem, behorende tot de verschillende soorten van Joden. De synagoge van de Libertijnen, Cyreneërs, enzovoorts kwam vooral tegen Stefanus op. “En zij konden de wijsheid en de geest, waarmee hij sprak niet weerstaan”. Toen volgde, wat meestal het geval geweest is met de belijders van Jezus in alle eeuwen; niet in staat hem te antwoorden, beschuldigen zij hem voor de Raad. Valse getuigen worden omgekocht die zweren, dat zij hem lasterlijke woorden hebben horen spreken tegen Mozes en God; en dat Jezus van Nazareth deze plaats zou verbreken, en de zeden veranderen, welke Mozes hun overgeleverd had. De zaak kwam zo voor het Sanhedrin – het rechtsgeding begint. Maar wat moeten zijn rechters hebben gedacht, toen zij zijn aangezicht zagen schitteren als het aangezicht van een engel?
De toespraak van Stefanus
(Handelingen 7)
Wij bezitten de prachtige toespraak van Stefanus aan de hoofden van het volk, die voor hen zo overtuigend, onweerlegbaar en verpletterend was. Zonder twijfel was het de getuigenis van de Heilige Geest aan de Joden door de mond van Stefanus; en des te vernederender voor het trotse volk, daar zij kwam van de lippen van een Griek. Maar de Geest van God, als menselijke bepalingen die niet belemmeren, werkt door wie Hij wil. Stefanus loopt in grote trekken de voornaamste perioden van hun volkshistorie door. Hij blijft bijzonder stilstaan bij de geschiedenis van Jozef en van Mozes. De eerste verkochten hun vaders aan de heidenen; de laatste verwierpen zij als rechter en oordelaar. Hij beschuldigt hen altijd de Heilige Geest te weerstaan en de wet niet te gehoorzamen, en dat zij persoonlijk verraders en moordenaars waren geworden van de Rechtvaardige. Hier wordt de getrouwe getuige van Christus in de rede gevallen, en belette men hem zijn toespraak te vervolgen. Een juist beeld van de behandeling, die martelaren ondervinden, van die dag tot op heden.
Steniging van Stefanus
(Handelingen 7:54-60)
Het gemor, de verontwaardiging, de woede van het Sanhedrin steeg ten top. “Toen zij nu dit hoorden, barstten hun harten, en zij knarsten de tanden tegen hem”. Maar in plaats van zijn rede voort te zetten, wendt Stefanus, in verrukking van zijn hart, zich tot de Heer, starende naar de hemel, de woonplaats en het middelpunt van vereniging voor al zijn volk. “Zie”, zegt Stefanus, “ik zie de hemelen geopend, en de Zoon des mensen, staande aan Gods rechterhand”. Dat is de eigenlijke positie van de ware gelovige tegenover de wereld die Christus verwierp, een wereld van moordenaars. De gelovige, levende in de dood, staart, door de kracht van de Heilige Geest, in de hemel die zich voor hem ontsluit, en waar hij de Zoon des mensen ontdekt aan de rechterhand van God. Stefanus zegt niet “Jezus”. De Geest kenmerkt Hem als “de Zoon des mensen”. Kostelijk getuigenis voor ons! Het is niet van de heerlijkheid, dat hij spreekt, maar van de Zoon des mensen in de heerlijkheid, terwijl de hemel open is voor hem. Wat het voorwerp van het geloof en het standpunt van de gelovige betreft, is dit toneel kenmerkend voor de Christen in deze bedeling.
De eerste afdeling van de kerkgeschiedenis hebben wij nu enigszins uitvoerig behandeld; en dit vooral, omdat de meeste kerkgeschiedenissen slechts vluchtig hierbij stilstaan. Gewoonlijk vangen zij, wat bijzonderheden betreft, pas daar aan, waar de Schrift eindigt. Geen enkele, zover wij weten, gaat terug tot Mattheüs 16*; en slechts weinigen treden in een beoordelende beschouwing van de Handelingen van de Apostelen, het enige boek over de geschiedeis van de kerk, dat aanspraak kan maken op ons geloof en onze gehoorzaamheid. In hoofdstuk 8 zien wij, hoe de Heilige Geest door Filippus werkt in Samaria. Filippus schijnt Jeruzalem te hebben verlaten. Dit is een bijzonder tijdstip in de geschiedenis van de kerk, vooral in haar verbinding met Jeruzalem. Wij verlaten voor het ogenblik de verwoede en vervolgende Joden, en volgen het werk van de Geest in de stad Samaria. Doch wij moeten ons een poosje ophouden bij hetgeen door sommigen de ‘derde vervolging’ genoemd wordt.
Hoofdstuk 3
De discipelen vervolgd en verstrooid
Na de dood van Stefanus brak er een grote vervolging uit (Handelingen 8). De Joodse leiders schijnen een overwinning te hebben behaald over de discipelen, en zij besloten hun schijnbare triomf met de grootste hevigheid te vervolgen. Doch God is boven alles; en Hij weet hoe de bruisende hartstochten van de mensen te bedwingen, en hun weerstand om te keren, zodat hij dient tot de vervulling van Zijn eigen wil.
De mens had nog niet de waarheid leren kennen van het spreekwoord, dat het bloed van de martelaren het zaad is van de kerk. In het geval van de eerste en edelste van de martelaren, werd dit spreekwoord ten volle bevestigd. Maar al deze negentienhonderd jaren door is de mens traag geweest in het leren en geloven van dit eenvoudige, historische feit. In het algemeen heeft de vervolging steeds de zaak bevorderd, welke zij zocht te onderdrukken. Dit zal in de hoofdzaak waar bevonden worden onder elke vorm van tegenstand en vervolging. Weerstand, beslistheid en standvastigheid worden door dergelijke behandeling opgewekt. Oprechte, beschroomde zielen mogen door de vervolging tijdelijk tot afval bewogen worden; maar hoe dikwijls hebben zulken niet het diepste berouw aan de dag gelegd, en om hun vorige positie weer in te nemen, met blijdschap de vreselijkste pijnigingen verduurd, en in hun laatste ogenblikken de grootste heldemoed betoond. De volgelingen van Jezus hebben echter niet anders dan vervolging te wachten. Zij worden vermaand hun kruis dagelijks op te nemen en Hem te volgen. Alzo wordt de oprechtheid van hun geloof, de zuiverheid van hun drijfveren, de kracht van hun liefde tot Christus en de mate van hun vertrouwen op Hem aan de proef onderworpen.
Zij, die geen oprecht hart voor Christus hebben, zullen in een tijd van vervolging zeker bezwijken. De liefde vermag echter, indien ook niets anders, voor haar voorwerp lijden te verdragen. Wij zien dit op volmaakte wijze bij de Heer zelf. Hij verdroeg het kruis – dat kwam van God. Hij verachtte de schande – die kwam van de mens. Onder de schande en de folteringen van het kruis kwam de volle kracht van Zijn liefde uit, en zegevierde Hij over allles. Niets kon Zijn liefde van haar voorwerp aftrekken, zij was sterker dan de dood. Hierin, gelijk in alle dingen, heeft Hij ons een voorbeeld nagelaten, opdat wij in Zijn voetstappen zouden wandelen. Mochten wij altijd bevonden worden dicht achter Hem te volgen!
Uit de geschiedeis van de gemeente in de Handelingen leren wij, dat de uitwerking van Stefanus’ martelaarschap was, dat de waarheid, welke zijn vervolgers zochten uit te roeien, onmiddellijk ver weg verbreid werd. De indrukken, door zulk een getuige, die zó stierf, teweeggebracht, moeten overweldigend geweest zijn voor zijn vijanden, en overtuigend voor de onbevooroordeelde en nadenkenden. De laatste toevlucht van de menselijke wreedheid is de dood. Maar, o wonder! het Christelijk geloof, in zijn eerste beproeving, bewees zich sterker dan de dood, en dat in zijn schrikwekkendste gedaante. Daarvan was de vijand getuige, en dit kon hij nooit vergeten. Stéfanus stond op de Rots, waartegen de poorten van de hel niets vermogen.
De gehele gemeente te Jeruzalem werd, bij deze gelegenheid, verstrooid; maar zij “gingen het land door en verkondigden het woord” (Handelingen 8:4). Zoals de wolk, die door de wind voortgedreven wordt, haar verfrissende droppels naar het dorstige land brengt, werden de discipelen door de stormwind van de vervolging uit Jeruzalem gejaagd, en voerden zij de levende wateren naar de dorstige zielen in verre streken. “En er ontstond in die tijd een grote vervolging tegen de gemeente, die te Jeruzalem was; en zij werden allen verstrooid door de landen van Judéa en Samaria, uitgezonderd de apostelen” (Handelingen 8:1). Sommige schrijvers hebben gemeend, dat het blijven van de apostelen in Jeruzalem, toen de discipelen vluchten, hun grotere trouw voor de zaak van Christus bewees; maar wij zouden het evengoed kunnen omkeren, en het eerder als een fout dan als getrouwheid aanmerken. De opdracht van de Heer aan de apostelen was: “Gaat dan heen, maakt alle volken tot discipelen en doopt hen de tot de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest” (Mattheüs 28:19). En hun was ook gezegd: “Wanneer zij u in deze stad vervolgen, vlucht in de andere” (Mattheüs 10:23). Zover de Schrift ons meldt, is deze opdracht nooit door de twaalven volledig vervuld. God werkte nochtans krachtig in Paulus onder de heidenen, en in Petrus onder de Joden.
De Heilige Geest, wat uitwendig openbaar machtsbetoon betreft, verliet nu Jeruzalem. Deze boze en schuldige stad verkoos de bescherming van Rome boven de opstandingskracht van haar eigen Messias. “Wat moeten wij doen”, zeiden de Joden, “want deze mens doet vele tekenen? Als wij hem zo laten begaan, zullen allen in hem geloven; en de Romeinen zullen komen en zowel onze plaats als ons volk wegnemen” (Johannes 11:47-48). Zij verwierpen de Messias, toen Hij in nederigheid was; en nu verwerpen zij het getuigenis van de Heilige Geest aangaande Zijn verhoging. Hun ongerechtigheid maakten zij vol, en toorn zou over hen komen tot het uiterste. Voor het tegenwoordige echter zal onze aangename taak wezen de Heilige Geest te volgen op Zijn weg naar Samaria. Zijn pad is de zilveren draad van de Goddelijke genade, die vele harten voor het eeuwig heil ontsluit.
Wordt D.V. vervolgd.
Oorspronkelijke titel: Church History
Vertaald uit het Engels door H.J. Lemkes
Stichting “Uit het Woord der Waarheid”, Postbus 260, 7120 AG Aalten
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW