Deel 1: 32-814 n. Christus
Hoofdstuk 14
DE VERSPREIDING VAN HET CHRISTENDOM OVER EUROPA
Het kerkstelsel, dat de monniken uit Italië in Engeland invoerden, vond spoedig ingang, en werd ten laatste door allen aangenomen. In minder dan een eeuw na de komst van Augustinus had het zich over het gehele Angelsaksische terrein uitgebreid. De Engelse kerk, aldus gevormd naar Rooms model, moest nu ook noodzakelijk van Rome afhankelijk worden. Deze vroegtijdige band werd steeds versterkt door Engelse monniken, nonnen, bisschoppen, edelen en vorsten, die talrijke bedevaarten ondernamen naar het graf van St. Petrus te Rome. In geen land waren de roomse zendelingen voorspoediger dan onder de oude Angel‑Saksen, al werden zij ook gehouden voor de trotsten van het Teutoonse ras. De Britse geestelijkheid, hoezeer zij nog vasthielden aan hun oude gebruiken, en geneigd waren om zich tegen vreemde overweldiging te verzetten, was genoodzaakt zich terug te trekken. naar de uiterste delen het land. Het Romanisme had de overhand over geheel Engeland.
Schotland en Ierland schijnen de zegen van het Christendom met Engeland omtrent dezelfde tijd deelachtig geworden te zijn. Door middel van krijgsknechten, zeelieden, zendelingen en vervolgde Christenen uit het zuiden werd het evangelie gepredikt en door velen geloofd. Daar echter de vroegste godsdienstgeschiedenis van deze landen zoo bedolven licht onder legenden, zullen wij alleen die namen en gebeurtenissen vernielden, voor welke voldoende zekerheid bestaat.
DE EERSTE PREDIKERS VAN HET EVANGELIE IN IERLAND
Patrick, de apostel van Ierland genoemd, wordt geacht geboren te zijn omstreeks het jaar 372 aan de oevers van de Clyde. Men zegt dat Kilpatrick zijn naam aan hem ontleent. Zijn ouders waren ernstige Christenen; zijn vader was een diaken, en zijn grootvader een oudste. Zijn moeder, die de leringen van het Christendom in zijn hart zocht te planten, was een zuster van de beroemde Martin, aartsbisschop van Tours. Maar de jonge Succath – zo was zijn eigenlijke naam – was geenszins ernstig gestemd. Na enige tijd verlieten zijn ouders hun geboortegrond, Schotland, en vestigden zich in Engeland. Op zestienjarigen leeftijd speelde Succath eens met zijn twee zusters aan het zeestrand, toen enige zeerovers uit Ierland, aangevoerd door een zekere O’Neal, hen alle drie meesleepten naar hun vaartuigen, en ze als gevangenen verkochten in Ierland. Zes jaren lang werd Succath gebruikt om het vee te hoeden.
Gedurende zijn slavernij moest hij veel en zwaar lijden ondergaan. Doch zijn zonde had hem gevonden. Hij werd ernstig en nadenkend. Toen hij omtrent vijftien jaar oud was, had hij een grote zonde bedreven, die van toen af dag en nacht zijn geweten geweldig bezwaarde. Menigmaal bad hij en weende; ja, zijn ziel was zo inwendig bewogen, dat hij ongevoelig werd voor koude, regen en andere ongemakken, waaraan hij was blootgesteld. Nu dacht hij aan het ouderlijk huis en aan de liefelijke woorden en ernstige smekingen van zijn moeder; en God zegende, wat hij nog van het evangelie in zijn herinnering bewaard had, tot behoudenis van zijn ziel. Hij werd opnieuw geboren. “Ik was zestien jaar”, zegt hij zelf, “en ik kende de ware God niet; maar in dat vreemde land opende de Heer mijn blinde ogen, en, al was het laat, ik dacht aan mijn zonden, en werd met mijn gehele hart bekeerd tot de Heer, mijn God, die mijn geringe staat aanzag, zich ontfermde over mijn jeugd en onwetendheid, en mij vertroostte, gelijk een vader zijn kinderen vertroost. De liefde van God nam meer en meer toe in mijn hart, tegelijk met het geloof en de vrees van Zijn naam. De Geest drong mij in zulk een mate, dat ik wel honderd malen op één dag in gebed was. En ’s nachts, wanneer ik in bossen en bergen mijn kudde bewaakte, dreef regen en sneeuw, koude en ontbering mij aan om God te zoeken. In die tijd kende mijn hart de ongevoeligheid niet, die ik nu waarneem; de Geest zette mijn hart in beweging”.
Als deze woorden werkelijk zo van Succath’s lippen gevloeid zijn, houden zij een zuiverder getuigenis in aan de waarheid van het evangelie, dan wij in Rome’s kerk ooit waarnamen. Zij duiden werkelijk een bekommerde ziel aan, die zich dicht bij God houdt. De vormelijkheden en het priesterdom van het Romanisme verwoesten deze schone, persoonlijke en rechtstreekse gemeenschap met God en met Zijn Christus in de genade en kracht van de Heilige Geest. Maar zodanig was het Christendom op deze Britse eilanden, vóór het door de pauselijke gezanten werd verbasterd.
Na verloop van tijd verwierf Succath zijn vrijheid, en na veel gereisd en gepredikt te hebben, keerde hij tot zijn familie terug. Spoedig gevoelde hij echter een onweerstaanbare begeerte om naar Ierland terug te gaan, en het evangelie te verkondigen aan de heidenen, onder wie hij de Heiland gevonden had. Tevergeefs probeerden zijn ouders en vrienden hem terug te houden. Hij deinsde voor geen mogelijkheid terug, en vertrok met een hart vol ijver naar Ierland. Meer dan veertig jaren was hij nu oud, en volgens sommige schrijvers aangesteld als oudste. Nadat hij tot bisschop van de Ieren gewijd was, stond hij bekend als St. Patrick. Zijn overige levensdagen wijdde hij aan de Ieren, onder wie hij met evenveel zegen arbeidde, als hij grote gevaren en bezwaren te doorworstelen had. De bekering van Ierland wordt aan hem toegeschreven. Het jaar van zijn dood is onzeker.
DE ZENDINGSIJVER VAN IERLAND
De gezegende vruchten van St. Patrik’s inspanning werden in later jaren overvloedig openbaar. Het toenmalige Ierland wordt beschreven als een soort van, Elysium (paradijs) van vrede en godsvrucht; en zijn roem vanwege de zuiverheid in de leer steeg zo hoog, dat het de eervolle naam van “eiland van de heiligen” verwierf. De arbeid de Ierse geestelijken bleef echter niet beperkt tot hun eigen land. Van nature belust op reizen en
trekken, en nu aangevuurd door liefde tot de zielen, verlieten grote scharen zendelingen, onder de leiding van een beminde en godzaligen abt, hun vaderland. De kloosters waren zo opgevuld met vrome monniken, dat er in hun eigen land geen voldoende ruimte was voor de betoning van hun ijver, zodat zij gevoelden, dat het hun roeping was in andere landen werkzaam
te zijn. Als een voorbeeld wijzen wij op
DE ZENDING VAN COLUMBA
Columba, een vroom man van koninklijke afkomst, en vol van goede werken, kreeg een diepe indruk van het hoge belang van de verbreiding van het evangelie in andere landen. Hij dacht aan Schotland, en besloot de geboortegrond van de vermaarde Succath te gaan bezoeken. Zijn voornemen dat hij aan enkele van zijn mede‑christenen had meegedeeld – die volkomen met zijn plan instemden –, werd omtrent de zending een overeenkomst getroffen. Omstreeks het jaar 565 zeilde Columba, vergezeld door twaalf anderen, van de kust van Ierland af in een open boot dat van vlechtwerk met dierenhuiden overtrokken was. Na in hun lompe vaartuigje her en derwaarts geslingerd te zijn, bereikte de edele zendelingen de Westerse eilanden ‑ een reeks eilanden dicht bij de Schotse kust, die ook de Hebriden genoemd wordt. Zij landden dicht bij de barre rots van Mull, tegen het zuiden van de basaltholen van Staffa, en vestigden hun verblijf op een eilandje, later bekend als Iona of Icolmkill. Daar stichtte hij zijn klooster, dat later zo beroemd geworden is in de geschiedenis van de kerk.
Columbanus, een andere monnik van grote heiligheid, schijnt ongeveer dertig jaar na Columba zijn cel te hebben verlaten. Hij was geboren in de provincie Leinster, en opgevoed in het grote klooster van Bangor, aan de kust van Ulster. Een gezelschap van drieduizend monniken, onder de leiding van de grondlegger van het klooster, Comgal, werd in dit gesticht (1) onderhouden. Zij waren eenvoudige en ernstige Christenen, in vergelijking met hen, die zich hielden aan de levenloze vormen en gebukt gingen onder de priesterheerschappij van het pausdom. Ook hadden de godsdienstige gestichten uit die tijd niets gemeen niet de paapse kloosters van latere tijd. Toch waren zij al afgeweken van de eenvoudigheid van het Christendom uit de apostolische tijd. Het Woord van God was niet meer hun enige gids.
DE KENMERKEN VAN EEN ABT OF KLOOSTEROVERSTE
Die vergevorderd was in de mystieke vroomheid van die dagen werd geacht wonderen te verrichten, profetieën uit te brengen en goddelijke visioenen te ontvangen. Hem omgaf zulk een ontzag inboezemende heiligheid, dat niemand de man van God durfde aan te raken. Hij kwam uit zijn cel te voorschijn als uit een andere wereld, hijzelf en zijn gewaad overdekt met stof en as; de ondeugden van de koningen bestrafte hij onverschrokken; de wreedste dwingelanden trotseerde hij. Hij dreigde met het omverwerpen van regerende huizen, en hij matigde zich een hoge toon van meerderheid boven alle wereldlijke waardigheden aan.
Zo iemand was Columbanus. Omstreeks het jaar 590 zeilde hij met een kolonie van monniken van Ierland af. Zijn voornemen was verder te gaan dan het Frankisch gebied; maar hij landde in Gallië. Het gerucht van zijn vroomheid bereikte de oren van Guntram, koning van Bourgondië, die hem uitnodigde zich daar te vestigen. Het wees het aanbod van de koning af en de abt vroeg verlof om zich af te zonderen in de een of andere ongenaakbare wildernis. Hij vestigde zich toen in het gebergte van de Vogezen. Een tijd lang hadden de zendelingen veel moeilijkheden te verduren. Dagen achtereen hadden zij geen ander voedsel dan wilde kruiden, boombast en wellicht vissen uit de rivier. Maar langzamerhand maakten zij een gunstige indruk op de mensen, die om hen heen woonden. Iedereen zag met eerbied naar hen op. Levensmiddelen werden hun toegezonden, vooral door hen, die wensten te profiteren van de gebeden van deze heilige mannen. Dat hielp, zo dacht men, wonderbaar. De vroomheid en wonderdoende kracht van de abt deed weldra een grote menigte naar hem toestromen. Kloostergebouwen verrezen op verschillende plaatsen, en ordebroeders in menigte melden zich om ze te vullen.
Columbanus stond als abt over al deze inrichtingen. De regels, daarin gevolgd, waren waarschijnlijk die van het klooster Bangor in Ierland. Hoewel hij bij voorkeur in de woeste bossen vertoefde, oefende hij niettemin een nauwlettend toezicht uit over al de kloosters, die hij gesticht had. De arbeid, de spijziging, het lezen, de gebedsuren, de strafoplegging werden allen door hem voorgeschreven. Ten laatste geraakte hij met zijn buren in twist over de tijd van het paasfeest. Hij schreef dienaangaande aan paus Gregorius en aan Bonifacius – en stelde de gemeente van Jeruzalem, als zijnde de plaats waar de Heer was opgestaan, boven die van Rome. Hij arbeidde ook in Metz, Zwitserland en Italië. Hij overleed te Rome in het jaar 610.
De vermaarde opvolger van de groten abt was zijn leidsman St. Gall, die hem in al zijn wederwaardigheden nabij gebleven was; maar ziek zijnde, toen zijn heer naar Italië vertrok, kon hij hem niet volgen, en werd hij in Zwitserland achtergelaten. Daarna predikte hij tot het volk in hun eigen taal, stichtte het beroemde klooster, dat naar zijn naam genoemd is, en wordt vereerd als de apostel van Zwitserland. Hij stierf omstreeks het jaar 627.
Van de tijd van St. Patrick tot het midden van de twaalfde eeuw hield de kerk van Ierland haar onafhankelijkheid tegenover Rome staande, en bleef zij haar roeping als een werkelijk levende spruit van de gemeente handhaven, generlei aards hoofd boven zich erkennende.
Nu wenden wij ons tot Schotland.
DE EERSTE EVANGELIEVERKONDIGERS IN SCHOTLAND
Omtrent honderdvijftig jaar voor Columba op het eiland Iona landde, predikte St. Ninianus, “een zeer heilig man van de Britse natie”, zoals Bede hem noemt, het evangelie in de zuidelijke streken van Schotland. Van deze zendeling, zoals bijna van alle gelovigen uit vroegere tijden, wordt gezegd dat hij van koninklijke bloede was. Hij ontving zijn opvoeding in Rome, studeerde onder de vermaarden Martin van Tours, en vestigde, in Schotland teruggekeerd, zijn hoofdverblijf in Galloway.
Kan men zijn levensbeschrijving vertrouwen, dan moeten wij geloven, dat hij overal heenging om het Woord te prediken, en dat de naakte wilden luisterden, verbaasd stonden en bekeerd werden. Cunningham zegt: “Hij spoedde zich naar het werk, waartoe hij uitgezonden was door de Geest, onder het bestuur van Christus; en in zijn land aangekomen zijnde, was er een grote toeloop van mensen, veel blijdschap bij allen en een wonderbare toewijding. Christus’ lof weerklonk wijd en zijd – sommigen, hielden hem voor een profeet. Dadelijk ging de wakkere man den akker van zijn Heer in, begon het slecht geplante los te werken, het slecht gegaarde uiteen te warren en het slecht gebouwde te vernielen”. Volgens de berichten werden duizenden gedoopt, en aan de gelovigen toegevoegd.
Wij weten niets van de onmiddellijke opvolgers van St. Ninianus. Tot op de zending van Columba ligt de geschiedenis van het Christendom in Schotland in nevelen gehuld. De Heer wilde ongetwijfeld het vuur, dat Hij ontstoken had, gaande houden, en de waarheid van het evangelie, door zo velen aangenomen, bewaren en verbreiden. Het schijnt, dat Ninianus vooral met zegen gewerkt heeft onder de Picten, ten zuiden van het Grampian Mountains; maar met Columba vangt de beroemdste periode in de oude kerkelijke geschiedenis van Schotland eerst aan.
Wij weten al dat Columba en zijn gezelschap van monniken zich in Iona vestigden. Daar bouwde hij zijn klooster, hetgeen als kweekplaats van de wetenschappen zulk een roem verwierf, dat het jaren – zelfs eeuwen lang – beschouwd werd als het licht van de westerse kerk. Mannen, die zich door godsvrucht en geleerdheid onderscheidden, kwamen er uit voort, om in alle hoeken van Europa bisdommen en universiteiten te stichten. Vier en dertig jaren leefde en arbeidde Columba op die afgelegen rots: Nu en dan bezocht hij het vaste land, het werk doende van een evangelist onder de barbaarse Schotten en Picten, gemeenten stichtende en een onmetelijke invloed uitoefenende over alle standen; maar zijn hoofddoel was anderen op te leiden tot het werk van het evangelie in binnen‑ en buitenland.
1) Aanduiding voor gebouwen die werden gebruikt voor de opvang van zieken en behoeftigen die eerder verzorging nodig hadden dan medische behandeling
Wordt D.V. vervolgd.
Oorspronkelijke titel: Church History Vertaald uit het Engels door H.J. Lemkes In boekvorm verkrijgbaar bij: Stichting “Uit het Woord de Waarheid”, Postbus 260, 7120 AG AaltenGeplaatst in: Christendom, Gemeente
© Frisse Wateren, FW