16 jaar geleden

Algemene geschiedenis van de Christelijke Kerk (28)

Op de wind vertrouwen, en storm oogsten. Ondanks raadgevingen en waarschuwingen van het geloof toch kiezen voor eigen inzichten en gevoelens. Iedereen verwerpt het oordeel van de man van geloof, de man die sprak en handelde voor God. De toestand zelf scheen meer ten gunste te zijn van het gevoelen van de zeelieden dan van dat van de apostel. Maar het oordeel van het geloof kan nooit leugenachtig bevonden worden; het moet waar zijn ten spijt van elke omstandigheid. Zo wordt helaas de stem van het geloof dikwijls niet geacht. Verleid door de ‘tijdelijke wind van gunstige omstandigheden’, wordt de grote levensreis ondernomen, om weldra in de meest hevige storm niets anders dan een dreigende ondergang tegemoet te zien. Is dat ons niet vreemd? In deze boeiende geschiedenis liggen ook weer veel lessen verborgen van Hem die “wolken, lucht en winden, wijst spoor en loop en baan”.

Hoofdstuk VI

Deel 1: 32-814 na Christus

Paulus’ reis naar Rome

60 na Christus

De tijd voor Paulus’ reis naar Rome was nu gekomen. Geen afdoende behandeling van de zaak van de apostel had tot nu toe plaats gevonden. En zeker wilde Paulus terecht staan voor het keizerlijk hof omdat hij de onverflauwde tegenstand van de joden, de tweejarige gevangenschap te Cesaréa en de herhaalde onderzoekingen voor de stadhouders en Agrippa moe was geworden. Lukas, de schrijver van de Handelingen, en Aristarchus van Thessalonika hadden het voorrecht hem te vergezellen. Paulus werd ter bewaring overgegeven aan een zekere hoofdman, Julius genaamd, van de keizerlijke bende, een officier, die, bij elke gelegenheid de apostel met de grootste welwillendheid en onderscheiding behandelde.

Handelingen 27. Er werd dan besloten, dat Paulus met enige andere gevangenen over zee naar Italië zou worden gezonden. “En toen wij in een Adramytteensch schip gegaan waren,” zegt Lukas, “dat langs de [kust]plaatsen van Asia zou varen, voeren wij af ….. En de volgende dag liepen wij binnen te Sidon. En Julius, die Paulus vriendelijk behandelende, vergunde hem naar de vrienden te gaan, om zich door hen te laten verzorgen. En vandaar afgevaren voeren wij onder Cyprus langs, omdat de winden ons tegen waren” (vers 2-4). In Myra in Lycië liet de hoofdman zijn gevangenen overgaan in een Alexandrijns schip, dat naar Italië voer. In dit schip zeilden zij langzaam voort onder gestadig ongunstig weer, tot zij in veiligheid een zekere plaats, “Schonehavens” genaamd, bereikten (zie vers 5-7).

De wintertijd stond nu voor de deur, en het werd een ernstige vraag, welke koers men nemen zou, of men namelijk in Schonehavens blijven, of een geschiktere plaats opzoeken zou. Een merkwaardige plaats nam onze apostel bij de daarover gevoerde besprekingen in. Gelijk voor Festus en Agrippa, staat hij voor de stuurman, de schipper, de hoofdman en al het scheepsvolk, als kennende de gedachten van God. Hij geeft raad, hij bestuurt en hij handelt, alsof hij de enige meester van het schip was, in plaats van een gevangene onder de bewaring van krijgsknechten. Zijn advies was te blijven waar men was. Hij waarschuwt hen, dat zij stormen zullen doorstaan, indien zij zich in de open zee wagen; dat veel schade berokkend zal worden aan schip en lading, en dat hun eigen leven gevaar zal lopen. Maar de stuurman en de schipper, die er het meeste belang bij hebben, laten zich leiden door de omstandigheden en niet door het geloof; zij willen het waagstuk ondernemen om een gemakkelijker haven ter overwintering te zoeken, en de hoofdman legt zich bij hun gevoelen neer. Iedereen verwierp het oordeel van de man van geloof, de man die sprak en handelde voor God. De toestand zelf scheen meer ten gunste te zijn van het gevoelen van de zeelieden dan van dat van de apostel. Maar het oordeel van het geloof kan nooit leugenachtig bevonden worden; het moet waar zijn ten spijt van elke omstandigheid.

De meerderheid besloot dus Schonehavens te verlaten en naar Fenix, een veiliger haven voor de winter, onder zeil te gaan. De wind scheen het gemaakte plan eerst zo te begunstigen, dat zij in hun vurig verlangen al “meenden hun voornemen bereikt te hebben” (vers 13). Dicht bij Creta langs zeilende, en nauwelijks kaap Matala omgevaren zijnde, (een afstand van vier á vijf mijlen) nam een stormwind, van de kust waaiende, het schip op, en wierp het zo geweldig heen en weer, dat de stuurman het moest opgeven om het schip koers te doen houden. “Wij dreven weg”, zoals Lukas zegt, dat is: wij waren genoodzaakt het schip voor de wind te laten gaan, waar het wilde.

Wat zal er nu wel in het gemoed van Paulus’ medereizigers zijn omgegaan! Zij hadden op de wind vertrouwd, en oogstten nu storm. De raadgevingen en waarschuwingen van het geloof waren verworpen. Zo heeft menigeen de stem van het geloof niet geacht; en verleid door de tijdelijke wind van gunstige omstandigheden, de grote levensreis ondernomen, om weldra in de meest hevige storm niets anders dan een dreigende ondergang tegemoet te zien.

De storm in de Adriatische Zee

De naam Eurókludon, aan bedoelde hevige wind gegeven, duidt naar gemeld wordt, een wezenlijke orkaan aan. Hij gaat vergezeld door een warrelende beweging van de wolken en een grote woeligheid van de zee, die in kolommen van schuim wordt opgejaagd. De gewijde historieschrijver gaat nu voort met een nauwkeurig verhaal van hetgeen met het schip in deze gevaarlijke omstandigheden voorviel. Onder het eilandje Clauda gelopen, waren zij een korte tijd tegen de woede van de storm beschut, waardoor zij gelegenheid hadden toebereidselen te maken om het schip zoveel mogelijk te verzekeren. De dag nadat zij Clauda verlaten hadden, begonnen zij, daar de hevigheid van de storm aanhield, het schip te lichten door alles overboord te werpen, wat zij maar enigszins missen konden. Alle handen schenen bezig. “Daar wij nu hevig door de storm geteisterd werden, wierpen zij de volgende dag van de lading over boord; en de derde dag wierpen zij eigenhandig het scheepsgereedschap weg. En toen zon noch sterren zich vertoonden in vele dagen en geen kleine storm ons teisterde, werd ons ten slotte alle hoop op redding benomen” (vers 18-20). Voor zeevaarders van de oude tijd was niets verschrikkelijker dan een voortdurend betrokken lucht, daar zij alleen uit de waarneming van de hemellichamen tot hun koers konden besluiten. In dit kritieke ogenblik van tot wanhoop gespannen angst staat Paulus op in het midden van hen, en doet zijn stem weerklinken door de storm heen. Door zijn liefdewoord vernemen wij, dat al hun beproevingen nog verzwaard werden door de moeilijkheid om eten te bereiden: “mannen,” zo sprak hij, “men had naar mij moeten luisteren en van Creta moeten wegvaren en deze hinder en deze schade moeten voorkomen. Maar nu raad ik u goede moed te houden; want er zal onder u geen enkel leven verloren gaan, alleen het schip. Want in deze nacht stond bij mij een engel van de God van Wie ik ben, die ik ook dien, en Hij zei: Vrees niet, Paulus, gij moet voor de keizer verschijnen; en zie, God heeft u allen geschonken die met u varen. Daarom, houdt goede moed, mannen, want ik geloof God, dat het zo gaan zal als mij gezegd is. Maar wij moeten op een of ander eiland stranden” (vers 21-26).

De schipbreuk bleef niet lang uit. “Toen nu de veertiende nacht aangebroken was dat wij in de Adriatische zee ronddreven, vermoedde het scheepsvolk omstreeks middernacht dat er land naderde. En zij wierpen het dieplood uit en peilden twintig vadem; en na wat verder gevaren te zijn wierpen zij het dieplood opnieuw uit en peilden vijftien vadem” (vers 27-28). Veertien dagen en nachten hield deze hevige wind zonder tussenpozen aan, gedurende welke tijd hun lijden onbeschrijfelijk groot moet geweest zijn. Aan het einde van die veertien dagen, omtrent middernacht, hoorden de scheepslieden een geluid, hetwelk aanduidde, dat zij dicht bij het land waren. Ongetwijfeld vernamen zij de branding van de woedende golven tegen de onbekende kust. Er was nu geen tijd te verliezen. Onmiddellijk wierpen zij vier ankers uit van de achtersteven, en zagen met angstig verlangen naar het daglicht uit. De scheepslieden stelden nog een natuurlijke, maar weinig edelmoedige poging in het werk om hun eigen leven te behouden. Zij lieten de boot zakken, onder voorwendsel van ankers uit te brengen van de voorsteven, maar met het plan om het zinkende schip te verlaten. Paulus, dit ziende, en hun werkelijk voornemen kennende, zei dadelijk tot de hoofdman en de soldaten: “Als zij niet op het het schip blijven, kunt gij niet gered worden. Toen kapten de soldaten de touwen van de sloep en lieten haar vallen” (vers 31-32). Zo was de raad van de apostel het middel om allen, die aan boord waren, te behouden. Niet meer naar de schipper, noch naar het scheepsvolk wordt opgezien om raad en veiligheid. Elk oog keert zich naar Paulus, de gevangene, de man van het geloof, die handelt naar de openbaring, welke hij van God heeft ontvangen. De omstandigheden bedriegen menigmaal, wanneer men er zich door laat leiden; het Woord van God alleen is onze veilige gids, hetzij bij gunstig of ongunstig weer.

Gedurende de angstvolle tussentijd, die verliep tot het aanbreken van de dag, had Paulus gelegenheid zijn stem te verheffen tot God en ter bemoediging van de gezamenlijke bemanning. Welk een belangwekkend toneel moet het geweest zijn! De donkere, stormachtige nacht, het schuddende schip, in gevaar van zijn ankers af te slaan en tegen de rotsachtige kust te worden verbrijzeld. Maar er was één persoon aan boord, die te midden van alles volkomen rustig was. De toestand van het schip, de ondiepte van het water, het verontrustend geraas van de branding, boezemden hem geen schrik in. Hij was gelukkig in de Heer, en in volle gemeenschap met Zijn gedachten en voornemens. Dit is de plaats van de Christen in het midden van elke storm, al nemen slechts betrekkelijk weinigen deze plaats in; alleen het geloof vermag dit. Ziehier Paulus’ laatste vermaning tot de bemanning op het schip. “En tegen dat het dag zou worden, spoorde Paulus allen aan voedsel te nemen en zei: Het is vandaag de veertiende dag, dat gij al wachtende zonder eten blijft en niets genuttigd hebt. Daarom spoor ik u aan voedsel te nemen, want dit dient tot uw redding; want van niemand van uw zal een haar van het hoofd verloren gaan. En toen hij dit gezegdhad, nam hij brood en dankte God in het bijzijn van allen; en hij brak het en begon te eten. En zij schepten allen moed en namen zelf ook voedsel” (vers 33-36). Hun enige hoop was nu om het schip zo ver mogelijk op de kust te laten lopen, en zo het land te bereiken. Hoewel met de landstreek onbekend, ontdekten zij een zekere inham, die een strand had en besloten daar het schip aan de grond te zetten. Daarom kapten zij de ankers, maakten de roerbanden los, haalden het voorzeil naar de wind op, en hielden op de oever aan. Het schip, zo voortdrijvende, raakte met de voorsteven op het droge, terwijl het achterste gedeelte door het geweld van de baren verbrijzeld werd.

Opnieuw is de man van het geloof het middel om de gevangenen in het leven te sparen. De hoofdman, onder de invloed van de woorden van Paulus, die graag diens leven wilde beveiligen, belette de soldaten de gevangenen om te brengen. Hij gaf orders, dat zij die zwemmen konden zich het eerst in zee zouden werpen om het land bereiken; en dat de overigen zouden volgen op stukken en brokken van het schip, die zij zouden kunnen bemachtigen. “En zo gebeurde het, dat allen behouden aan land kwamen” (vs. 44). Hun redding was zo volkomen, als Paulus voorspeld had dat zij wezen zou.

Paulus op het eiland Malta

Handelingen 28. De inboorlingen van het eiland namen de schipbreukelingen met ongewone vriendelijkheid op, en ontstaken spoedig een vuur om hun te verwarmen. Lukas beschrijft dit alles met grote aanschouwelijkheid. Wij zien de personen zich bewegen. De apostel takken bijeenrapende voor het vuur, de adder zich hechtende aan zijn hand, de barbaren hem eerst houdende voor een moordenaar en daarna voor een godheid. Publius, de voornaamste van het eiland, herbergt hem vriendelijk drie dagen lang. Publius’ vader wordt door het gebed en de handoplegging van Paulus gezond gemaakt. De genezing van vele andere zieken bezorgde vele eerbewijzingen aan al de schipbreukelingen. Wij zien het, dat God met zijn geliefde diensknecht is; en hij handelt, gelijk hij gewoon is, met betoning van grote kracht onder de barbaren. Daar het laatste gedeelte van Paulus’ reis naar Rome zo voorspoedig is, dat nauwelijks enige bijzonderheid er van vermeld wordt, zullen wij er niet lang bij stilstaan.

Na drie maanden verblijf op Malta, voeren de krijgsknechten met hun gevangenen in een Alexandrijns schip af naar Italië. Zij vertoefden drie dagen te Syracuse, en deden Rhégium aan. Terwijl zij te Putéoli broeders vonden, bij wie zij zeven dagen bleven, genietende van de onderlinge gemeenschap. Toen de tijding van de aankomst van de apostel Rome bereikt had, kwamen de gelovigen uit die stad Paulus tegemoet tot Appiusmarkt en Drie-Tabernen. Hoe schoon komt hier de gemeenschap van de heiligen aan het licht! Wat moet niet de apostel gevoeld hebben toen deze eerste ontmoeting met de Christenen van de gemeente te Rome plaats vond. Zijn lang gekoesterde wens was eindelijk vervuld; zijn hart vloeide over van lof. “Toen Paulus hen zag, dankte hij God”, zoals Lukas zegt, “en vatte moed” (vs. 15).

Wordt D.V. vervolgd.

Oorspronkelijke titel: Church History
Vertaald uit het Engels door H.J. Lemkes
In boekvorm verkrijgbaar bij:
Stichting “Uit het Woord der Waarheid”, Postbus 260, 7120 AG Aalten

Geplaatst in: ,
© Frisse Wateren, FW