Nu wij in het kort het leven van de twaalf apostelen geschetst hebben, komen wij als van zelf tot hem, die wij de ‘dertiende’ zouden kunnen noemen, namelijk de apostel Paulus. In een vroeger hoofdstuk hebben wij gesproken over de bekering en het apostelschap van Paulus. Wij willen nu trachten zijn arbeid en de hoofdmomenten van zijn veelbewogen leven te beschouwen. Eerst echter hetgeen ons bekend is omtrent zijn persoon.
Deel 1: 32-814 n. Christus
Hoofdstuk 5
De apostel Paulus
Vóór zijn bekering
Het is duidelijk uit de wenken, die de Heilige Schrift ons geeft aangaande zijn vroeger leven, dat hij op een merkwaardige wijze door zijn opvoeding gevormd was tot hetgeen hij later worden en tot stand brengen zou. Dit was van God, Die – van de vroegste tijd af – waakte over de ontwikkeling van geest en hart bij deze uitnemende man (Galaten 1:16). Hij was toen bekend als “Saulus van Tarsus”. Saulus was zijn joodse naam, hem door zijn ouders gegeven. Paulus was zijn heidense naam; maar wij zullen van hem spreken als “Saulus”, tot hij in de Schrift zelf “Paulus” genoemd wordt.
Tarsus was de hoofdstad van Cilicië, en, zoals Paulus zegt, “geen onvermaarde stad” (Handelingen 21:39). Zij was bekend als handelsstad en zetel van geleerdheid. De opvoeders van de keizers Augustus en Tiberius waren beiden mannen van Tarsus. Ten allen tijde zal het echter hoofdzakelijk beroemd blijven als de geboorteplaats en het eerste verblijf van de groten apostel.
Doch, hoewel in een heidense stad geboren, was hij “een Hebreeër uit de Hebreeërs”. Zijn vader was uit de stam Benjamin, en van de sekte der farizeeërs, doch had zich neergezet in Tarsus. Op de een of andere wijze had hij het Romeinse burgerrecht verkregen, zodat zijn zoon tot de overste zeggen kon: “ik ben burger geboren”. Te Tarsus leerde hij het tentenmakershandwerk. Het was een goede gewoonte onder de joden hun zonen enig handwerk te laten leren, al was er geen vooruitzicht, dat zij door het uitoefenen daarvan in hun onderhoud zouden hebben te voorzien.
Toen Paulus zich tegenover zijn volk verdedigde, zei hij tot hen dat hij, hoewel te Tarsus geboren, was opgevoed “aan de voeten van Gamaliël onderwezen naar de gestrengheid van de wet der vaderen, en ik was een ijveraar voor God” (Handelingen 22:3). De geschiedenis spreekt van Gamaliël, als een van de meest uitnemende leraars der wet; en uit de Schrift weten wij, dat hij van een gematigde denkwijze was en veel wereldwijsheid bezat. Doch de vervolgingsijver van den discipel maakte spoedig een scherp contrast met de raadgevingen tot gematigdheid van de leermeesters.
Toen Stefanus ter dood werd gebracht, heette Saulus “een jongeman, die er mee in stemde dat hij werd gedood” en die de kleren bewaarde van hen die Stefanus stenigden (zie Handelingen 7:58-8:3). Zijn bekering wordt geacht plaats te hebben gehad omtrent twee jaar na de kruisiging; maar de juiste datum is niet bekend.
Uit Handelingen 9 vernemen wij, dat hij na zijn bekering zonder uitstel zijn geloof in Christus voor degenen, die hem omringden, beleed. “… en hij was enige dagen bij de discipelen te Damaskus. En terstond predikte hij Jezus in de synagogen, dat hij de Zoon van God is” (Handelingen 9:19-20). Dit nieuwe getuigenis is onze bijzondere opmerkzaamheid waard. Petrus had hem verkondigd als de verhoogde Heer en Christus; Paulus stelt hem voor in Zijn hogere en persoonlijke heerlijkheid als de Zoon van God. maar de tijd van zijn openbaar optreden was nog niet daar; hij had veel te leren; en, door de Geest geleid, trekt hij zich terug in Arabië, blijft daar drie jaar en keert dan naar Damaskus terug (Galaten 1:17).
Versterkt en bevestigd in het geloof gedurende zijn afzondering, predikt hij met toenemende moed, de joden in verwarring brengende, en bewijzende dat Jezus de Christus is, de Zoon van God. De joden, van nu af voortaan zijn hardnekkige vijanden, worden ontstoken tegen hem. Zij bewaken de poorten dag en nacht, ten einde hem zeker te doden. “Maar de discipelen namen hem ‘s nachts en lieten hem door de muur in een mand naar beneden zakken” (Handelingen 9:25). Toen ging hij naar Jeruzalem, en door het welwillend getuigenis van Barnabas werd hij onder de discipelen opgenomen. Wondervolle en gezegende triomf van de vrije genade!
Saulus’ eerste bezoek aan Jeruzalem
Omstreeks het jaar 39
De apostel is nu te Jeruzalem, de heilige stad der vaderen, de hoofdstad van de joodse eredienst, en daarna het erkende middelpunt van het Christendom. Maar hoe is zijn eigen positie veranderd, sedert hij de stad verliet, om zijn gedenkwaardige reis naar Damaskus te aanvaarden!
Van deze laatste stad willen wij eerst een en ander zeggen, daar zij zo nauw verbonden is met de bekering, dienst en geschiedenis van onze apostel. Bovendien komt deze grijze stad van de oudheid telkens in het Oude-, zowel als in het Nieuwe Testament, voor.
Damaskus wordt voor de oudste stad van de wereld gehouden. Volgens Flavius Josefus was zij gesticht door Uz, de zoon van Aram, en kleinzoon van Sem. Zij wordt in de Schrift het eerst genoemd in de geschiedenis van Abraham, wiens rentmeester in deze stad geboren was. “De bezorger van mijn huis is deze Eliëzer van Damaskus” (Genesis 15:2). Zij is dus de verbindingsschakel tussen de aartsvaderlijke en de nieuwere tijden. Haar schoonheid en rijkdommen zijn vierduizend jaar lang tot een spreekwoord geweest. De koningen van Ninevé, Babylon, Perzie, Griekenland en Rome hebben ze veroverd , en onder elk regeringsgeslacht heeft zij gebloeid, en ze alle overleefd; maar haar voorname luister en haar blijvende gedachtenis is zij verschuldigd aan de naam van de apostel1.
Nu keren wij tot Jeruzalem terug. Vijftien dagen heeft hij doorgebracht met Petrus en Jakobus. “En Hij sprak en redetwistte met de Grieken2 en deze trachtten hem te doden. maar toe de broeders dit vernamen, brachten zij hem af naar Cesaréa en zonden hem weg naar Tarsus. De gemeenten dan, door heel Judéa en Galiléa en Samaria hadden vrede en werden opgebouwd en wandelden in de vreze des Heren, en zij namen toe door de vertroosting van de Heilige Geest” (Handelingen 9:26-31). Voor het ogenblik is de vijand stil. Er heerst vrede door de goedheid van God. De vervolging heeft de voornemens van Zijn genade in vervulling gebracht. De twee grote grondslagen van de zegen – de vreze des Heeren en de vertroosting van de Heilige Geest – hebben in al de gemeenten de overhand. Zij worden gesticht, en nemen zeer toe in aantal.
Terwijl Saulus in zijn geboorteplaats Tarsus verblijft, maakt het werk van de Heer grote vorderingen in Antiochië. Onder hen die verstrooid waren door de vervolging, die tegen Stefanus ontstond, waren “enige Cyprische en Cyreneïsche mannen, die te Antiochië gekomen ook tot de Grieken spraken en hun de Heer Jezus verkondigden. En de hand van [de] Heer was met hen; en een groot getal geloofde en bekeerde zich tot de Heer”. Hier vangt een nieuwe orde van zaken aan. Tot nu toe was het evangelie verkondigd “tot niemand het woord dan alleen tot de joden”. En toen het gerucht van dit gezegende werk van God onder de volken Jeruzalem bereikte, werd Barnabas met een bijzondere zending naar Antiochië afgevaardigd. “Teon hij daar aankwam en de genade van God zag, verblijdde hij zich en vermaande allen met een voornemen van het hart bij de Heer te blijven. Want hij was een goed man, vol van de Heilige Geest en van geloof; en een grote schare werd de Heer toegevoegd” (zie Handelingen 11:19-24).
Daar het werk zich zo uitbreidde, dacht Barnabas, ongetwijfeld behoefte aan hulp gevoelende, aan Saulus; en, door de Heer geleid, ging hij dadelijk naar Tarsus om hem te halen. Toen hij hem gevonden had, bracht hij hem te Antiochië, en arbeidden zij aldaar “een heel jaar”, zowel in de vergadering van de gelovigen [de gemeente – FW], als onder de schare. Barnabas stond toen nog vooraan. Daarom lezen wij van “Barnabas en Saulus”. Later wordt dit omgekeerd, en lezen wij van “Paulus en Barnabas”. Spoedig kwam er een gelegenheid voor de jong-bekeerden in Antiochië om hun liefde tot de broeders in Jeruzalem te tonen. Een profeet, “Agabus geheten, stond op en gaf door de Geest te kennen, dat er een grote hongersnood zou komen over het hele aardrijk. Die is ook gekomen onder Claudius. En de discipelen besloten dat elk van hen naar vermogen [iets] zou zenden ten dienste van de broeders, die in Judéa woonden; wat zij ook deden door het te zenden aan de oudsten, door [de] hand van Barnabas en Saulus” (handelingen 11:28-30).
Saulus’ tweede bezoek te Jeruzalem
Omstreeks het jaar 44
Met dit werk belast, gaan Barnabas en Saulus naar Jeruzalem. Tot nu toe werd Jeruzalem erkend als het middelpunt van arbeid, hoezeer het werk onder de volken snel toenam. Maar de eenheid werd bewaard, en de band met de hoofdstad werd versterkt door middel van de nu gezonden collecte. Niettemin komt een nieuw middelpunt, een nieuwe lastgeving, een nieuwe kracht, in verbinding met de geschiedenis van de gemeente, voor onze aandacht. “En Barnabas en Saulus keerden, nadat zij de dienst volbracht hadden, uit Jeruzalem terug en namen ook Johannes mee, die ook Markus genoemd werd” (Handelingen 12:25).
Handelingen 13 opent voor ons een nieuwe orde van zaken in betrekking tot het apostolische werk; en het is nodig op de groten omkeer, die plaats greep, nauwkeurig acht te geven. Het grote feit dat hier opgemerkt moet worden, is de plaats die de Heilige Geest inneemt bij het roepen en uitzenden van Barnabas en Saulus. Het is niet meer Christus op aarde, die met Zijn persoonlijk gezag apostelen uitzendt, maar de Heilige Geest, die dit doet. “Zondert Mij nu Barnabas en Saulus af,” zegt de Heilige Geest, “voor het werk waartoe Ik hen geroepen heb … Zij dan, uitgezonden door de Heilige Geest, kwamen te Selucië en voeren vandaar af naar Cyprus” (vers 2-3). Er kon natuurlijk geen verandering bestaan met betrekking tot het gezag, hetzij van de Heer, hetzij van de Geest; maar hun wijze van handelen was veranderd. De Heilige Geest op aarde, in verbinding met een verheerlijkte Christus in de hemel, wordt nu de bron en de kracht van het werk, dat voor onze ogen zich ontwikkelt, en aan Barnabas en Saulus toevertrouwd wordt. Alzo zijn wij genaderd tot Saulus’ eerste zendingsreis.
Wordt D.V. vervolgd.
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW