Wanneer de Rechtvaardige bidt …
“Ik heb echter voor jou gebeden dat je geloof niet zou ophouden; en jij, als je eens bekeerd1 bent, versterk je broeders. Hij echter zei tot Hem: Heer, ik ben bereid met U zelfs in [de] gevangenis en in [de] dood te gaan” (Luk. 22:32,33).
Hoewel de Zoon van God Petrus op indrukwekkende wijze waarschuwt, spreekt hij Hem tegen. Slechts korte tijd later verloochent Petrus zijn Meester driemaal. Hoe reageert de Heer op het falen van Zijn discipel? Hoe zouden wij hebben gereageerd? Misschien als volgt: “Ik heb het je van tevoren gezegd, maar je wilde het niet horen. Zie nu eens hoe het met je gaat.” Maar dat was niet de gedachte van Jezus. Als Hij een werk met ons is begonnen, zal Hij het ook afmaken (Fil. 1:6)!
De Heer zegt hier niet: “Ik zal voor je bidden”, maar: “Ik heb echter voor jou gebeden”. Zijn voorbede gaat vooraf aan de gevaren, stormen en beproevingen die we tegenkomen op weg “naar huis”. Jakobus schrijft: “Een krachtig gebed van een rechtvaardige vermag veel” (Jak. 5:16). Hoeveel meer geldt dat voor het gebed van de Rechtvaardige! Als Hogepriester is Hij op grond van Zijn eigen ervaring volkomen in staat ons te helpen in verzoekingen (Hebr. 2:18), ons te bewaren zonder te struikelen en kan Hij ons volledig behouden (Jud. 24; Hebr. 7:25). Maar wanneer we vallen, komt de Rechtvaardige tussenbeide als onze Advocaat of Voorspraak (1 Joh. 2:1).
Door zonde in ons leven verliezen we de vreugde in de Heer en de praktische gemeenschap met de Vader en de Zoon. De Heer gebruikt dan vaak Zijn woord om ons tot zelfoordeel en belijdenis van onze zonden te leiden (Joh. 13), zodat de Vader ze vergeeft en ons reinigt van alle ongerechtigheid (1 Joh. 1:9). Het is Zijn doel dat we gelukkige christenen zijn, die ten volle van het eeuwige leven genieten (Joh. 17:3)! Doen we dit?
Maar de dienst van Jezus als Voorspraak of Advocaat bestaat niet alleen uit het veroordelen van zonde, maar ook het blootleggen van de wortel respectievelijk de oorzaak van de zonde. Hij wil ons laten zien hoe het kon gebeuren, dat we gevallen zijn.
Het herstel van Petrus gebeurde in drie stappen:
- Toen Petrus gevallen was, keek de Heer hem onmiddellijk aan; niet verwijtend, maar vol zachtmoedigheid. Deze blik trof het hart van Petrus – en hij weende bitter (Luk. 22:61). Het besef dat de Heer ondanks ons falen ons lief heeft, moet ook ons tot gebrokenheid en berouw leiden;
- maar de Heer Jezus liet Petrus niet alleen met zijn tranen. Na Zijn opstanding ging Hij onmiddellijk naar hem toe om onder vier ogen met Zijn discipel te spreken (vgl. Luk. 24:34; 1 Kor. 15:5);
- maar het herstel van Petrus was daarmee nog niet voltooid. In Johannes 21 stelde de Heer Jezus hem drie vragen om hem de oorzaak van zijn falen te tonen – zijn hoogmoed en zijn zelfvertrouwen. Het wonderbare is, dat de Zoon van God in dit gesprek de bediening van Zijn discipel uitbreidt! Hij moet niet alleen een visser van mensen zijn (Luk. 5:10), maar zich ook als herder om de schapen van Jezus bekommeren.
De Heer gaf Petrus niet op, ook al wist Hij van zijn falen. Hij zal ons ook niet op de grond laten liggen als we vallen! “Want al valt een rechtvaardige zevenmaal, hij staat weer op” (Spr.24:16). Zijn liefde voor ons is zo groot, dat Hij niet alleen voor ons stierf, maar ook nu onvermoeibaar voor ons vanuit de hemel werkt en ons in een biddend hart draagt!
Hoe vaak denken we daarover na, wat de Heer Jezus nu elke dag in de hemel voor ons doet? Wanneer hebben we Hem voor het laatst bewust voor deze dienst gedankt? Reiken wij vandaag bereidwillig Hem onze vuile voeten toe, zodat Hij ze kan wassen?
Jan Philip Svetlik, © www.bibelstudium.de
Online in het Duits sinds 19.10.2017.
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW