Lezen: Lukas 3 vers 21-23.
Vreugde in de hemel
“… overvloed van blijdschap is bij Uw aangezicht …” (Ps. 16:11).
“Het gebeurde nu, dat al het volk werd gedoopt en ook Jezus was gedoopt en bad, dat de hemel werd geopend en de Heilige Geest in lichamelijke gedaante als een duif op Hem neerdaalde, en er kwam een stem uit [de] hemel: U bent Mijn geliefde Zoon, in U heb Ik welbehagen gevonden!” (Luk. 3:21-22).
De houding van afhankelijkheid die Jezus in het gebed laat zien, zet de hemel in vreugde. Zijn gebedsleven is als een altaar waarvan voortdurend wierook opstijgt (verg. Ps 141:2). Spreuken 15 vers 8 zegt dat het gebed van de rechtvaardigen God welgevallig is. Wat een aanmoediging voor ieder van ons om meer te bidden!
De Heer Jezus zocht nooit Zijn Eigen heerlijkheid (Joh. 8:50). De Vader eerde Hem, dat was genoeg voor Hem (Joh. 8:54). Zowel als Hij bidt in de Jordaan en later op de berg van de verheerlijking, geeft de Vader uit de hemel getuigenis over Zijn Zoon. Tot Zijn discipelen zegt de Zoon van God: “Als iemand Mij dient, laat hij Mij volgen … als iemand Mij dient, zal de Vader hem eren” (Joh. 12:26).
Het is interessant dat in het Evangelie van Lukas, waar wordt vermeld dat Jezus bij Zijn doop bidt, de Vader persoonlijk Hem vanuit de hemel aanspreekt en niet over Hem spreekt, zoals in Mattheüs. Hij zegt hier: “U bent Mijn geliefde Zoon, in U heb Ik welbehagen gevonden” (Luk. 3:22). De Zoon bidt tot de Vader en de Vader spreekt met de Zoon. Gebed brengt God in de omstandigheden van het leven. Door gebed hebben we gemeenschap met Hem.
In het Oude Testament lezen we dat Mozes in het allerheiligste van de tabernakel ging – een afbeelding van de hemel – en dat hij daar met God sprak en God met hem (Lev. 7:89). Door het werk van de Heer Jezus heeft elke gelovige vandaag toegang tot de hemel. De weg naar het heiligdom (Hebr. 10:19) en naar de troon der genade staat altijd voor ons open (Hebr. 4:14-16)! We hoeven niet te wachten tot de opname of tot we sterven om de hemel binnen te gaan. Nu, elke dag hebben we de mogelijkheid door de Geest in gebed in de hemel, in de tegenwoordigheid van God, te gaan. We verschijnen daar als degenen die aangenaam gemaakt zijn in de Geliefde (Ef. 1:6) – op wie daarom het hele welbehagen van God rust.
Zijn we ons ervan bewust dat er vreugde in de hemel is, wanneer we hier op onze knieën gaan? Weten we iets van dit genot van de gemeenschap met God, die we in het gebed kunnen ervaren? Hoe vaak maken we van dit voorrecht, ondenkbaar in het Oude Testament, gebruik om de “geopende” hemel binnen te gaan?
Online sinds 06.02.2017.
Jan Philip Svetlik, © www.bibelstudium.de
Geplaatst in: Christendom
© Frisse Wateren, FW