11 jaar geleden

Aanbidding – les 14

Aanbidding les 14 

 

We willen Deuteronomium 26 vers 1-11 zorgvuldig met elkaar doorlezen. In dit gedeelte wordt de Israëliet in zijn karakter als aanbidders voor onze ogen gesteld. Hij bidt tot zijn God, Die in Zijn goedheid het volk uit Egypte kocht en naar het land Kanaän, het Beloofde Land, leidde. In het genot van de zegeningen van dit land gebracht, was dit volk Zijn God schuldig, om de dienst van aanbidding te vervullen. Zo bevinden ook wij, de gelovigen van de huidige tijd, ons in het genot van de hemelse zegeningen. Wij zijn immers nu al in Christus in de "hemelse gewesten" geplaatst en zijn vanwege deze positie dank en aanbidding aan onze God schuldig.

In dit gedeelte geeft God Zijn aardse volk aanwijzingen over hoe zij Hem de dank voor de ervaren verlossing tot uitdrukking zouden moeten brengen. We vinden hier een goed voorbeeld van hoe ook wij onze dank en aanbidding God kunnen bieden.

Voordat we dit gedeelte nader beschouwen, willen we onszelf een aantal vragen stellen.

1. Van welke 5 dingen was zich in deze verzen uit Deuteronomium de aanbiddende Israëliet bewust? Noem de verzen erbij.

……………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………

2. In vers 2 is er van een bijzondere plaats sprake, een plaats die we in deze cursus al meerdere malen tegenkwamen. Wat is de naam van deze plaats? 

……………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………

3. Ook het Nieuwe Testament kent deze plaats. Kun je de Schriftplaatsen aangeven waar het wordt vermeld?

……………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………

4. Wat moest de aanbidder uit Deuteronomium 26 vers 1-11 allemaal doen, dat wil zeggen, wat waren de verrichtingen die hem als een aanbidder kenmerkte? Noem 3 dingen en de verzen waar je dat vindt.

……………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………

5. Eenmaal in het land Kanaän aangekomen, was de Israëliet in staat de eerstelingen van de vrucht van de aardbodem zijn God aan te bieden. In de woestijn had hij geen mogelijkheid om te zaaien en te oogsten. Maar nu bevindt het volk zich in het land, en het zou de opbrengst niet op zelfzuchtige wijze voor zichzelf alleen genieten. Hij moest zich aan God herinneren, Die hem in onverdiende goedheid in deze grote zegeningen ingevoerd had.

Wat zou u persoonlijk God als vrucht aan willen bieden?

……………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………

Hoe kom je aan aan deze ‘vrucht’? Waar vond je deze?

……………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………

6. Dit gedeelte is, zoals we al aan het begin van deze les hebben gezegd, zeer interessant en leerzaam voor ons als gelovigen! Het eerste wat God zegt tegen Zijn volk in verband met het wonen in het land Kanaän, heeft betrekking op de dank en aanbidding, die zij God verschuldigd waren. Zou dat niet ook voor ons betekenen, dat God van de verlosten in de eerste plaats dank en aanbidding verwacht? Wij, voor zover we geloofd hebben, zijn in het land Kanaän, in Christus geplaatst in de "hemelse gewesten". Met ons lichaam, zijn we nog steeds in de woestijn van deze wereld, maar onze positie is dat we in het hemelse Kanaän zijn. Met het hart moeten we nu al daar zijn, waar de Heere Jezus is, daarboven verheerlijkt aan de rechterhand van de Vader in de hemel!

De aanbidding moet ook in ons persoonlijk leven prioriteit hebben! Datzelfde geldt ook voor de schriftplaatsen uit Johannes 4 vers 20-24. Lees deze maar eens aandachtig door. Sta erbij stil! Omdat men zich een gedachte beter kan inprenten, wanneer men deze eenmaal opgeschreven heeft, vraag ik u vers 23 en 24 letterlijk over te schrijven.

……………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………

Wat trof u het meest?

……………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………

7. De Samaritaanse vrouw had nauwelijks enig licht over Hem gekregen, Die met haar en over haar zondige toestand sprak, en de Heer Jezus sprak ook al met haar over aanbidding! Dit moest gebeuren "in geest en waarheid" (vers 23-24), dat betekent op de wijze, zoals het Woord ons daarover onderwijst, en onder de leiding en in de kracht van de Heilige Geest.

In Deuteronomium 26 vers 5 wordt de aanbidder uit Israël aan zijn roemloze herkomst herinnerd. Het zal voor onze dankbaarheid en aanbidding alleen maar gunstig zijn, als we ons bewust blijven uit welke ellende en verderf God ons gered heeft.

Om dit bewustzijn te behouden, willen we de bekende passage uit Efeze 2 vers 1-10 aandachtig doorlezen. Maar wat een contrast, bijvoorbeeld als we vers 6 plaatsen naast vers 1!

Wat is het verschil? Hoe groot is het verschil. Kunt u dat aanduiden?

……………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………

8. Laten we ons nu eens afvragen wat de "eerste vruchten van de vrucht van het land" voor een betekenis heeft. Heb je daar misschien wel eens over nagedacht? Als dat zo is, kun je er iets over schrijven? (verg. ook vraag 5).

……………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………

Dat was een vraag die niet eenvoudig te beantwoorden. We hebben dus volledig begrip als je de ruimte voor het antwoord leeg hebt gelaten. We willen daarom dit bijbelvers een beetje toelichten. Dus wat betekent "de eerstelingen van de vrucht van het land" voor ons? Zoals reeds vermeld, het land Kanaän is een beeld van de "hemelse gewesten" (Ef. 2:6), de plaats waar we ons door het geloof nu al mogen ophouden. Het is een gevolg van, of laten we zeggen een "vrucht" van het verblijf op deze plaats, dat wij daar komen om van de resultaten van het verlossingswerk van de Heer Jezus Christus te genieten. Maar dat niet alleen; Hijzelf, Zijn wonderbare Persoon zal meer en meer ons hart vervullen en het voorwerp worden van onze vreugde! Daaruit bestaan voor – ons geestelijk gezien – "de eerstelingen van de vrucht van het land".

9. Waarheen moeten we met deze korf heengaan? (Deut. 26: …). Noem ook het vers.

……………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………

10. Wat betekent dat nieuwtestamentisch gezien?

……………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………

11. Wat moeten we op deze plaats met de inhoud van de "korf"(met dat wat nu ons hart als vrucht van het oponthoud in het ‘hemelse land’ vervult) doen?

……………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………

Kunt u ook 2 schriftplaatsen uit het Nieuwe Testament vinden die ons hieraan herinneren?

1. ………………………………………………………………………………………………………………

2. ………………………………………………………………………………………………………………

12. Maar de aanbidding van God en de vreugde om al datgene, wat ons als vrucht van het werk van de Heer Jezus toebedeeld is, is niet de enige kant van ons leven als christen. Een andere kant wordt ons in Deuteronomium 26 vers 12-13 onthult. God wil dat wij ook denken aan hen, die behoeftig en eenzaam zijn, doordat we uitdelen van onze aardse zegeningen. Deze beide kanten van het leven van een christen vinden we ook in Hebreeën 13 vers 15, waar sprake is van "lofoffer" als "vrucht van de lippen".

Wil je eens opschrijven wat het volgende vers – vers 16 – zegt?

……………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………

……………………………………………………………………………………………………………………

In Deuteronomium 26 vers 14-19 komt nog een derde punt aan de orde, die eveneens tot het leven van een gelovige behoort, namelijk de persoonlijke en praktische heiligheid. Dit betekent het afzonderen van alles wat niet in overeenstemming is met de verhouding, waarin we met God staan. Israël was het ‘eigendomsvolk’ van God. Elke verloste van de genadetijd waarin we nu leven, is een kind van God dat in de gunst en liefde van God, zijn of haar hemelse Vader, staat. Hoe zouden wij – als zulken die tot het ‘adellijk geslacht’ behoren – ons dan nog met de wereld kunnen verbinden en ons door haar ongoddelijke, ja God-vijandige ideeën en stromingen laten beïnvloeden?

Er zijn dus drie dingen, die wij zouden moeten behartigen:

• God geestelijke offers en offers van lot en dank brengen;

• Weldoen en meedelen aan hen die behoeftig en eenzaam zijn;

• ons van de wereld onbevlekt houden.

Onder de bijlagen van deze cursus vind je ter verklaring van deze les een artikel over Deuteronomium 26 vers 1-11.

*In deze cursus wordt gebruik gemaakt van de Herziene Staten Vertaling, tenzij anders vermeld.

© Bibelkurs.com

© Vertaling: Frisse Wateren – rm

Geplaatst in:
© Frisse Wateren, FW