Aanbidding: les 3 – De Familie van God
Al in de eerste les van deze cursus hebben we erover gesproken, dat God onze Vader geworden is, en dat Hij zich verblijden zou wanneer wij Hem iets zouden geven. We hebben daarbij de vraag opgeworpen,wat wij Hem zouden kunnen geven. We hebben vastgesteld, dat de Bijbel geen direct antwoord op deze vraag geeft, veelmeer is het nodig onze hemelse Vader nader te leren kennen. Daartoe moeten wij luisteren naar wat Hij ons te zeggen heeft! En hoe spreekt Hij tot ons? Natuurlijk door Zijn Woord, de Bijbel!
In de laatste paragraaf van de vorige les hebben we beloofd om wat uitleg over het symbolische belang van beelden in het Oude Testament te geven. We hopen dat duidelijk maken door enkele voorbeelden.
1. Ten eerste willen we het prachtige verhaal in Genesis 14 eens aandachtig doorlezen, en bijzondere aandacht schenken aan vers 17-24.
2. De mensen toen hadden namen die voor ons moeilijk uit te spreken zijn.
Wie bracht er brood en wijn? ………………………………………………………………………..
Welk ‘beroep’ of ‘ambt’ had deze man? Hij was ………………………………………………….
en ………………………………………………………………………………………………………..
3. Je zou kunnen denken? “Dat is een mooi verhaal, maar wat moet ik ermee”. De schrijver van Hebreeën-brief (naar alle waarschijnlijkheid was dat de apostel Paulus) geeft ons echter een zeer mooie uitleg van deze gebeurtenis. Raadpleeg Hebreeën 6 vers 20 tot 7 vers 28.
Met wie vergelijkt hij Melchizédek? …………………………………………………………….
Wat betekent de naam Melchizédek? ………………………………………………………….
Wat betekent ‘Salem’? ……………………………………………………………………………
4. Zeker, dit gedeelte is uit de Hebreeën-brief is niet gemakkelijk te begrijpen. In elk geval maakt hij ons iets heel mooi duidelijk. Kun je samenvatten in een paar zinnen wat je hebt geleerd in dit hoofdstuk over de Heer Jezus? Geef daarbij bijzondere aandacht aan hoofdstuk 7 vers 1-3 en 26-28.
……………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………
5. Een ander voorbeeld vinden we in Exodus 12 vers 1-20. U kent deze geschiedenis misschien wel. Het volk Israël bevindt zich in Egypte. De farao geeft hen zware arbeid. God heeft medelijden met het volk en wil het bevrijden. Mozes wordt door God geroepen om het volk uit Egypte te leiden. God stuurt de Egyptenaren de 10 plagen. Hier wordt de tiende plaag aangekondigd. De Israëlieten worden echter gespaard, omdat zij het bloed van het paaslam aan de deurposten en de bovendorpels van hun deuren streken.
Wat wordt in Exodus 12 vers 5 van het paaslam gezegd?
……………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………
6. Van wie is het paaslam een beeld?
……………………………………………………………………………………………………………………
Waar vindt u in het Nieuwe Testament ook de uitdrukking ‘het paaslam’?
…………………………………………………………………………………………………………………..
7. Het volk Israël werd uit de macht van de vijand bevrijd. Wie was deze vijand?
…………………………………………………………………………………………………………………..
U en wij allen die tot geloof gekomen zijn, zijn uit de macht van de vijand bevrijd! Wie was deze vijand?
…………………………………………………………………………………………………………………..
Over wie kwam toen het oordeel van God?
…………………………………………………………………………………………………………………..
Welk middel bewerkte toen de redding?
…………………………………………………………………………………………………………………..
En waardoor zijn wij gered?
…………………………………………………………………………………………………………………..
Wie is in onze plaats gestraft?
…………………………………………………………………………………………………………………..
Kunt u daarvoor een tekst uit het Oude en uit het Nieuwe Testament geven?
…………………………………………………………………………………………………………………..
8. Waartoe heeft God het volk Israël bevrijd (Exodus 7:16 en 8:23)?
…………………………………………………………………………………………………………………..
…………………………………………………………………………………………………………………..
Wat zegt God in Exodus 19 vers 6 over het volk Israël?
…………………………………………………………………………………………………………………..
…………………………………………………………………………………………………………………..
9. Wat zegt God ons in 1 Petrus 2 (vers 5 in het midden)?
…………………………………………………………………………………………………………………..
…………………………………………………………………………………………………………………..
En wat zegt vers 9:
……………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………
10. Toen heeft Mozes het volk door de woestijn geleid. Hij was de raadgever van het volk en bad ook voor hen. Naar Wie wijst zijn persoon heen? (zie Hebreeën 3 vers 1-6).
……………………………………………………………………………………………………………………
11. Wie was de broer van Mozes en waar staat dat in de bijbel?
……………………………………………………………………………………………………………………
Wat was zijn ambt?
……………………………………………………………………………………………………………………
Naar wie wijst dit ambt? (Hebreeën 8:1)
……………………………………………………………………………………………………………………
12. Wat heeft God aan Mozes getoond toen hij op de berg geklommen was (Exodus 25:8-9)?
……………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………
(vergelijk dit ook met Hebreeën 8 vers 1-5).
Toen was er dus ook een bevrijd volk, dat onder leiding van Mozes en Aäron als Hogepriester door de woestijn trok. In het midden van het tentenkamp was de tabernakel. Het was het centrum van het hele kamp. Daar werden God offers aangeboden, want daartoe was het volk uit Egypte getrokken. In de tegenwoordige tijd trekt weer een volk van God door de woestijn (dat is de wereld) onder de leiding van onze Heer Jezus Christus. Hij is onze leidsman en hogepriester tegelijk! En wat is is het middel, dat onze verlossing tot stand gebracht heeft? Dit is het vergoten bloed van het Lam van God (de Heer Jezus).
Ook het bovenstaande voorbeeld bevestigd, wat wij al aangetoond hebben, dat het Oude Testament over de Heer Jezus spreekt, zij het meestal op symbolische wijze.
13. Ter afsluiting van deze les nog het volgende: Hoe heeft de farao toen geprobeerd het volk bij zich te houden?
……………………………………………………………………………………………………………………
Probeer bij de laatste vragen vooral ook de teksten aan te geven waar u het antwoord vindt! Uiteraard moet in het boek Exodus zijn, maar meer rijk ik u niet aan.
• Waar moesten zij volgens de wens van farao de Heer offeren?
……………………………………………………………………………………………………………………
• Zij mochten niet te ……………………………………………………. gaan.
• Zij mochten niet hun …………………………………………… niet meenemen
• Wat mochten zij nog meer niet meenemen?
……………………………………………………………………………………………………………………
De vijand van God (satan) handelt precies zo! Maar God wil dat wij Hem dienen met alles, wat wij zijn en hebben.
Aanvulling op les 3
Het verschil tussen het “heilig priesterschap” en het “koninklijk priesterschap” (1 Petrus 2:5 en 9).
De gelovigen worden in 1 Petrus 2 vers 5 als een “heilig priesterschap” voorgesteld. Deze uitdrukking komt uit het Oude Testament, waar we de zonen van Aäron als priester in het ambt zien. Zij brachten de door God voorgeschreven offers. Die slachtoffers waren op dat moment representatief voor wat komen gaat. Omdat nu Christus, het ware offerlam, Zichzelf op het altaar van het kruis geofferd heeft, mogen ook de Zijnen, dus wij, de gelovigen, geestelijke offers brengen die aangenaam (welgevallig) zijn voor God door Hem. Maar hoe zou de mens iets bij God brengen, dat Hem welgevallig is, tenzij dit de oorsprong heeft in de wonderbare persoon van de Heer Jezus en Zijn offer dat hij heeft gebracht aan het kruis van Golgotha?! Wat een gezegende verandering had, ook voor de Joden die gelovigen geworden, plaatsgevonden, aan wie deze brief eigenlijk gericht was en dat zij die geen deel aan het Oud-testamentische priesterschap hadden, nu ware priesters van God geworden waren!
Maar ons priesterschap heeft nog een andere kant. Als een “koninklijk priesterschap” mogen wij de mensen die in de duisternis zitten, de genade van God aanbieden en hen bekend maken met het heil in Christus. Het hoge voorrecht tot een “koninklijk priesterschap” te behoren, legt de verplichting op ons niet alleen met woorden, maar vooral door door wandel en gedrag de mensen de deugden of voortreffelijkheden van de Heer te verkondigen. De mensen om ons heen moeten een verschil kunnen zien tussen onze vroegere toestand in de duisternis en het licht dat ons nu kenmerken moet. We zijn echter dan alleen in staat ons “koninklijk priesterschap” onder de mensen uit te oefenen en hen de deugden van de Heer Jezus te verkondigen, als wij Hem van dichtbij kennen en ons bij Hem ophouden. We willen erop wijzen dat het “koninklijk priesterschap” als het ware uit het “heilig priesterschap” voortkomt, zoals we het in vers 5 vinden. Onze gemeenschap met God in het brengen van de geestelijke offers is noodzakelijk en bevordert zo onze activiteiten als “koninklijk priesterschap” ten gunste van onze medemensen.
© Bibelkurs.com
Geplaatst in: Bijbelcursussen
© Frisse Wateren, FW