2 Thessalonika 1 (3)
Ook deze bijbelstudie is als hulp en ondersteuning voor onze lezers bedoeld, om het Woord van God regelmatig en voortdurend te bestuderen. Uw vragen die uit deze bijbelstudie voortkomen, willen we graag proberen te beantwoorden. Evenzo is het fijn om uw opmerkingen te vernemen. Deze keer gaat het onder andere over het eeuwig verderf, de hel, waar de ongelovigen eeuwig in zullen delen. Over de gelukzaligheid van de gelovigen voor eeuwig in Zijn tegenwoordigheid. Over Zijn komst en Zijn verheerlijking in en door ons … en wij in Hem! wat een heerlijke dingen! …
Hoofdstuk 1:9-12
Vers 9: “Zij zullen als straf lijden [het] eeuwig verderf, [verwijderd] van [het] aangezicht van de Heer en van de heerlijkheid van zijn sterkte”.
Dat is het definitieve doel van de mensen die God niet kennen en het evangelie niet gehoorzamen willen. De Heer Jezus zal als de volmaakte Rechter deze mensen met de dood bestraffen. Maar uiteindelijk bestaat hun oordeel uit het eeuwige verderf. Het eeuwig oordeel wordt weliswaar op dit moment nog niet uitgevoerd, maar hun lot is bezegeld. Zij zullen aan het eind van het duizendjarige rijk voor de grote witte troon staan. Dan volgt het uiteindelijke oordeel en het werpen in de poel van vuur (Openbaring 20:11-15).
Eeuwig verderf: Aan een altijddurend verderf dat nooit eindigen zal, laat de Heilige Schrift niet de geringste twijfel. Er zijn in het verleden vele pogingen geweest om het begrip “eeuwig verderf” anders te verklaren. Wij zien af van een uitvoerige studie en verwijzen op de grondige verklaringen van F.B. Hole in zijn boek ‘Het eeuwige vuur’.
Van het aangezicht van de Heer: Voor de gelovigen is de tegenwoordigheid van de Heer van de hemel (1 Thessalonika 4:17), een nooit eindigend geluk. De ongelovigen zullen voor altijd uit Zijn tegenwoordigheid verwijderd zijn. De Heer Jezus is de bron van het leven, van het licht en van de liefde. Daarvan zullen deze mensen voor eeuwig gescheiden zijn.
En van de heerlijkheid van Zijn sterkte: In deze sterkte zal de Heer het Koninkrijk ontvouwen. Tegelijk zal deze sterkte de heerlijkheid van de Heer openbaren. En deze ontvouwing eindigt niet met het duizendjarig rijk, zij zal zich in alle eeuwigheid ontvouwen. Voor altijd zullen de ongelovigen daarvan verwijderd zijn.
Kunnen wij nog over het lot van de ongelovigen wenen? Is dat niet een aansporing voor ons met de ongelovigen over het heil van hun zielen te spreken? Hoevelen zijn er toch die zich op de weg van het eeuwig verderf bevinden!
Vers 10: “wanneer Hij komt om op die dag verheerlijkt te worden in zijn heiligen en bewonderd te worden in allen die hebben geloofd; want ons getuigenis aan u is geloofd geworden”.
Verheerlijkt … in zijn heiligen: De andere kant van de medaille van Zijn komst is, dat de Heer Jezus in1 de Zijnen verheerlijkt wordt. Op die dag zullen de gelovigen met Hem uit de hemel komen. Zij zullen in Zijn heerlijkheid verschijnen. De wereld zal de heiligen bewonderen, ja zij zal in de heiligen de heerlijkheid van Christus herkennen en bijgevolg Hemzelf verheerlijken en bewonderen. In Openbaring 21:10 ziet Johannes het nieuwe Jeruzalem, de bruid van het Lam (een beeld van de gemeente van God) uit de hemel neerdalen. En hoe beschrijft hij haar? “Zij heeft de heerlijkheid van God”. En wat is deze heerlijkheid anders dan de heerlijkheid van de Heer? Zo heeft Hij in Zijn gebed in Johannes 17:22 tot de Vader gezegd: “En de heerlijkheid die U Mij hebt gegeven, heb Ik hun gegeven”.
Want ons getuigenis aan u is geloofd geworden: Paulus herinnert de ontvangers van de Brief daaraan, dat zij eens tot deze gelukzalige schare zullen behoren, die met de Heer komen en die in de Heer bewonderd wordt, omdat ook zij het getuigenis van de apostel aangenomen hadden.
Vers 11: “Daarom bidden wij ook altijd voor u, dat onze God u de roeping waard acht en alle welbehagen van [Zijn] goedheid en [het] werk van [het] geloof in kracht vervult”.
Nog was deze dag niet aangebroken. Nog hadden de gelovigen vervolgingen en verdrukkingen te verdragen. Zouden zij op deze ingeslagen weg verder volharden en de Heer trouw blijven? Dat wenste de apostel en zijn medearbeiders, en daarom baden zij voor hen, dat God hen de roeping van Zijn Koninkrijk waardig zou achten. Wie in vervolgingen en verdrukkingen trouw Zijn weg gaat, bewijst zich als waardig. Dan kan de Heer zich nu al in zijn leven verheerlijken (vers 12).
En alle welbehagen van [Zijn] goedheid … vervult: Volgens deze vertaling slaat de uitdrukking “Zijn goedheid” op God. Doordat ‘Zijn’ tussen haakjes staat, wordt zeker aangetoond, dat dit woord in het Grieks ontbreekt. Men kan daarom ook vertalen: “welbehagen van goedheid”. De betekenis van dit zinsdeel is, mijns inziens, dat God in de gelovigen bewerken moge, dat zij welgevallen daaraan vinden om goed te doen. Bij vervolgingen goed te doen, is een heel bijzondere genade.
En [het] werk van [het] geloof in kracht … vervult: Zo bidt Paulus verder ervoor, dat God het werk van het geloof in hen in kracht zou mogen ontvouwen. En dat hadden zij nodig in hun moeilijke omstandigheden: kracht om staande te blijven.
Vers 12: “… opdat de naam van onze Heer Jezus verheerlijkt wordt in U en u in Hem, naar de genade van onze God en van [de] Heer Jezus Christus”.
Dat is het doel van alle inspanningen van God, de Vader, en van de Heilige Geest in het leven van de gelovigen, dat de naam van de Heer Jezus verheerlijkt wordt. Zo zal het spoedig zijn, als de Heer komt, omgeven door de grote schare van verlosten. Wij kunnen alleen maar wensen, dat nu al de naam van de onze Heer door ons op aarde verheerlijkt wordt.
En u in Hem: Dat de Heer door en in ons verheerlijkt wordt, kunnen wij nog enigermate begrijpen, maar dat wij in Hem verheerlijkt worden, kunnen wij dat begrijpen? En toch is het zo. Hij zal ons tot onvermoede hoogten verheffen en ons verheerlijken. Wij worden, wanneer Hij geopenbaard wordt, met Hem in heerlijkheid geopenbaard (Kolosse 3:4).
Naar de genade van onze God en van [de] Heer Jezus Christus: Alles is genade van God en van de Heer Jezus. Hoe groot is de genade! God geeft altijd zeer rijkelijk. Hij houdt er van ons met Zijn genade te overladen. De evangelist Johannes roept het uit: “Want uit Zijn volheid hebben wij allen ontvangen, en wel genade op genade” (Johannes 1:16).
Werner Mücher, © Folge mir nach
Geplaatst in: Bijbel
© Frisse Wateren, FW