2 Thessalonika 1 (1)
Ook deze bijbelstudie is als hulp en ondersteuning voor onze lezers bedoeld, om het Woord van God regelmatig en voortdurend te bestuderen. Uw vragen die uit deze bijbelstudie voortkomen, willen we graag proberen te beantwoorden. Evenzo is het fijn om uw opmerkingen te vernemen. Deze keer gaat het onder andere over groei in het geloof. Iets waar wij veel van de jonge gelovigen uit Thessalonika kunnen leren. Vooral hun liefde tot elkaar is aanmoedigend … De vraag wordt ook ons gesteld: Wat zijn voor ons de beoordelingscriteria voor geestelijke groei?
Hoofdstuk 1:1-4
A. Inleiding tot de tweede brief
1. Ontstaan van de brief
Deze tweede brief is slechts korte tijd na de eerste brief ontstaan, en wel vermoedelijk na de gebeurtenissen die in Handelingen 18:14-17 beschreven worden. Dat moet dan aan het einde van het oponthoud van de apostel in Korinthe geweest zijn.
2. Hoofdinhoud van de beide brieven aan Thessalonika
Een van de wezenlijke punten in de eerste brief was een misverstand met betrekking tot de ontslapen gelovigen. De Thessalonikers dachten dat de pas ontslapenen de oprichting van het koninkrijk van God in heerlijkheid niet zouden meebeleven. Dat heeft de apostel tot aanleiding genomen om bijzonderheden over de toekomstige opname en de enkele jaren later plaatsvinden wederkomst van Christus ter oprichting van het koninkrijk van God mee te delen.
In deze tweede brief zullen wij zien, dat valse leraars de gelovigen intussen onderwezen hebben. Zij beriepen zich daarbij zogenaamd op nieuwe openbaringen en zelfs op uitspraken en brieven van de apostel Paulus. De inhoud van hun onderwijs was in wezen, dat de DAG VAN DE HEER al aangebroken zou zijn. Met deze valse bewering houdt zich de apostel in deze brief in het bijzonder bezig. Wanneer we dat in het oog houden, is deze brief niet moeilijk te begrijpen.
3. Optreden van de apostel
De apostel Paulus treedt in deze brief op een innemende, meevoelende manier op. Precies zoals in zijn eerste brief weerlegt hij niet direct de verkeerde opvattingen, maar spreekt eerst tot de harten van de gelovigen en stelt hen de profetische gebeurtenissen zo voor ogen, zoals ze werkelijk gebeuren zullen. Dan pas corrigeert hij in hoofdstuk 2 de verkeerde opvattingen. Dat is de manier en wijze van doen, zoals God in Zijn genade en wijsheid handelt. Daardoor wordt voor God de dwaling een aanleiding, de waarheid over de komst van de Heer en de begeleidende omstandigheden op een ter harte gaande en uitvoerige wijze uiteen te zetten.
B. Inleiding tot hoofdstuk 1
- Afzender en ontvanger als wel de groet van deze brief (vers 1-2);
- Groei in geloof en liefde temidden van lijden, een bewijs van het deel hebben aan het komende koninkrijk (vers 3-5);
- De komst van Christus zal oordeel voor de vijanden betekenen en zegen voor de gelovigen (6-9);
- De Heer Jezus zal met de gelovigen verschijnen en wordt in hen verheerlijkt (vers 10);
- Het gebed van de apostel Paulus vor de Thessalonikers (vers 11-12).
C. Uitleg hoofdstuk 1
Vers 1-2: “Paulus, Silvánus en Timotheüs aan de gemeente van [de] Thessalonikers in God onze Vader en in [de] Heer Jezus Christus: genade zij u en vrede van God Vader en van [de] Heer Jezus Christus”.
Paulus verbindt zich net als in zijn eerste brief ook met zijn beide medearbeiders Silvánus en Timotheüs. Zij waren nu weer bij hem. Beiden hadden hem op zijn tweede zendingsreis begeleid en het ontstaan van de gemeente te Thessalonika mee beleefd. Zij waren daarom de gelovigen daar goed bekend (Handelingen 17:1-9).
De gemeente van de Thessalonikers in God: Weer herinnert de apostel de ontvangers – zoals in zijn eerste brief – aan de nauwe betrekking waarin zij tot God gebracht waren. God was hun Vader, en de Jezus Christus hebben zij als hun Heer aangenomen.
Onze Vader: God als Vader te kennen is een van de allergrootste zegeningen die gelovigen door het werk van de Heer Jezus ontvangen hebben. Dat wordt ook daardoor duidelijk, dat de opgestane Heer als eerste de boodschap door Maria Magdalena aan Zijn discipelen liet overbrengen: “Maar ga heen naar Mijn broeders en zeg hun: Ik vaar op naar Mijn Vader en uw Vader en [naar] Mijn God en uw God” (Johannes 20:17).
In het algemeen staat, als het om onze betrekking tot God gaat, onze verantwoordelijkheid op de voorgrond. Gaat het echter om onze betrekking tot God als onze Vader, staan onze verheven zegeningen en voorrechten op de voorgrond. Vergelijk daartoe het tegenovergestelde in Johannes 4:23-24: “Maar er komt een uur, en het is er, dat de ware aanbidders de Vader zullen aanbidden in geest en waarheid … God is een geest, en die Hem aanbidden, moeten Hem aanbidden in geest en in waarheid”. Het is voor kinderen van God een onschatbaar voorrecht de Vader te mogen aanbidden, doch tegelijk zijn er bepaalde voorwaarden daarvoor, hoe God aangebeden zou moeten worden.
En in [de] Heer Jezus Christus: Bovendien is de plaatselijke gemeente (vergadering), die immers – dat moeten wij nooit vergeten – uit alle kinderen van God in een plaats bestaat, in de allernauwste betrekking tot de Heer Jezus Christus gebracht. Hij is de Heer van de afzonderlijke leden. Hij is het vaste Fundament, waarop Zijn gemeente gebouwd is (Mattheüs 16:18). Hij heeft Zich voor haar in de dood gegeven, om haar in alle eeuwigheid voor Zichzelf te bezitten (Efeze 5:25-27).
Voor de groet in vers 2 zie de Bijbelstudie over 1 Thessalonika 1:1 in Frisse Wateren.
Vers 3: “Wij behoren God altijd te danken voor u, broeders, zoals het betaamt omdat uw geloof zich zeer vermeerdert en de liefde van ieder van u allen tot elkaar toeneemt”.
Met vreugde en dankbaarheid noemt de apostel weer eerst het positieve, dat hij over de Thessalonikers gehoord had. Hij laat hen weten dat hij en zijn medearbeiders God altijd voor hen dankten. Bij vele noden en tegenstand tegen het evangelie, die Paulus ondervond, waren deze gelovigen een echte aanmoediging voor hem.
Omdat uw geloof zich zeer vermeerdert: De Thessalonikers leefden met God. Op hun geloofsweg deden zij ervaringen op met de trouwe hulp van hun God en de Heer Jezus. Dat sterkte hun vertrouwen op God. Zij maakten buitengewone voortgang in hun geloofsleven.
En de liefde van ieder van u allen tot elkaar toeneemt: Naast hun groei in het geloof was ook de wederzijdse verhouding onder de gelovigen niet alleen in orde, maar de liefde nam ook op een bijzondere wijze toe. Daaraan had overigens ieder afzonderlijk deel. Niemand maakte daarop een uitzondering. Hadden zij de gebedswens van de apostel voor hen, waarover hij in de eerste brief geschreven had – namelijk: “Maar u moge de Heer doen toenemen en overvloedig zijn in de liefde tot elkaar en tot allen” (3:12) – ter harte genomen? Daarbij heeft hij toen toch ook al zo waarderend over hun arbeid van de liefde gesproken.
In de wederzijdse liefde kunnen gelovigen nooit te ver gaan. In Romeinen 13:8 schrijft de apostel, dat wij niemand iets schuldig zijn moeten dan alleen elkaar lief te hebben. Deze “schuld” kunnen we namelijk nooit uitdelgen.
De Korinthiërs kon hij waarderend verklaren, dat zij alle genadegaven bezaten, hier prees hij geloof en liefde van de Thessalonikers. Wat waarderen wij meer? De Korinthiërs waren in veel dingen ongeestelijk, de Thessalonikers daarentegen in een goede geestelijke toestand. Wat zijn voor ons de beoordelingskriteria voor geestelijke groei?
Vers 4: “zodat wij zelf in u roemen in de gemeenten van God over uw volharding en geloof onder al uw vervolgingen en verdrukkingen die u verdraagt”.
Ook was het een vreugde voor Paulus in veel gemeenten van God waarderend over de gelovigen in Thessalonika te spreken. Van begin af aan was de jonge gemeente aan vervolgingen blootgesteld. Eerst kwam de sterke vijandschap van de zijde van het jodendom, later ook van de Romeinen1. In al hun vervolgingen en verdrukkingen bewezen zij volharding en geloof.
Hoewel Paulus hier het volharden noemt, dat immers een vrucht van de hoop is, noemt hij de hoop zelf niet, zoals hij dat in de eerste brief gedaan heeft. Op deze hoop lagen reeds de eerste schaduwen. Het volharden was weliswaar voorhanden, maar wanneer de hoop verduisterd wordt, zou ook de kracht tot volharding zwakker worden. Wij zullen nog zien, wat de oorzaak voor deze schaduwen was.
Misschien was hun geestelijke toestand juist daarom zo goed, omdat zij vijandschap van de zijde van de wereld te verdragen hadden.
Wordt D.V. vervolgd.
1. Alle lezers wordt aanbevolen de “Algemene Geschiedenis van de Christelijke Kerk” van A. Miller te lezen. Dit is in het nederlands in 3 delen verkrijgbaar bij: “Uit het Woord der Waarheid”, Postbus 260, 7120 AG Aalten, Nederland. In deel I is een heel hoofdstuk (7) aan de vervolgingen van de eerste Christenen gewijd. Deze kerkgeschiedenis, die uit drie delen bestaat, moet een ieder minstens tweemaal in zijn leven gelezen hebben.
Werner Mücher, © Folge mir nach
Geplaatst in: Bijbel
© Frisse Wateren, FW