1 Thessalonika 2 (5)
Vandaag zijn er helaas zogenaamde leiders in de Christenheid die hun invloed verkrijgen en uitbreiden door dwaling, list en zelfs onreinheid en zedeloosheid. Hun methoden zijn in wezen hetzelfde als wat in de wereld gangbaar is. Maar hoe ziet God een goede dienstknecht?
1 Thessalonika 2:3-4
Vervolg hoofdstuk 2
Vers 3: “Want onze vermaning was niet uit bedrog, noch uit onreinheid, noch met list”.
In vers 3-6 somt de apostel Paulus nu zeven gedragswijzen op, zoals hij en zijn medearbeiders het evangelie niet verkondigden:
- niet uit bedrog (of dwaling)
- niet uit onreinheid (of zedeloosheid)
- niet met list
- niet om mensen te behagen
- niet met vleiende taal
- niet met een hebzuchtig voorwendsel
- geen heerlijkheid van mensen gezocht
Want onze vermaning: Hij noemt hier de verkondiging “onze vermaning”1. Daardoor wordt duidelijk, dat de verkondiging van het evangelie altijd een heel praktische toepassing heeft en er de mensen met hun hele leven bij betrekt.
Vele mensen mensen zochten toen onder een religieuze dekmantel invloed op mensen te verkrijgen. Zij geloofden zelf in het bedrog (dwaling), die zij verkondigden. Vaak kwamen hun motieven voort uit onreinheid. Zij vingen de mensen met list, zo dat deze de verleiding niet merkten. Is dat in de loop van de eeuwen in het Christendom een vreemde verschijning gebleven? Strekken deze dingen zich niet uit tot in onze dagen?
Vers 4: “Maar zoals wij door God beproefd zijn bevonden dat ons het evangelie zou worden toevertrouwd, zó spreken wij, niet alsof wij mensen behagen, maar God die onze harten beproefd”.
Door God beproefd: Een goede dienaar staat voor GOD. Voordat hij zijn dienst begint, wordt hij door God beproefd, dat betekent op de proef gesteld. Deze beproeving maakt hem dan bekwaam het evangelie op de juiste wijze en met een juiste visie te verkondigen. Iedere opdracht voor een dienst ontvangen wij van God, nooit van mensen, hoewel God hen tot aansporing gebruiken kan. God beproeft niet alleen onze woorden en daden – dat kunnen mensen ook -, maar vooral onze harten. Hij kent onze harten beter als wij zelf (verggelijkk Jeremia 17:9-10).
Geen van deze drie dienaars waren een nieuweling. Tussen de bekering van Paulus en zijn invoering in de kring van de apostelen in Jeruzalem door Barnabas (Handelingen 9:27) gingen ongeveer 10 jaar voorbij (32/33 – 42/43).
Niet om mensen te behagen: Wie voor God staat en Hem zoekt te behagen, die wordt vrij van een bedenkelijke reputatie, die anders onder de mensen vaak zo’n grote rol speelt: Mensen behagen. Wat maakt het tenslotte uit, wat mensen over ons denken, wanneer wij voor God staan en dat doen en spreken, wat Hij van ons wenst?
Vragen en aansporingen tot verwerking:
- Uw handelen (zowel in positief als ook in negatief opzicht) is voor uw omgeving tot een voorbeeld. Bent u zich dat bewust?
- Misschien bent u in een Christelijk milieu opgegroeid. Welke betekenis heeft voor u het begrip “bekering”? Eigenlijk zou u zich immers niet van de afgoden tot God moeten bekeren, of toch? Schrijf(t) u/jij daar uw/jouw gedachten eens over naar: frissewateren@frissewateren.nl
Werner Mücher, © Folge mir nach
Geplaatst in: Bijbel
© Frisse Wateren, FW