1 Thessalonika 2 (4)
Zijn wij ook onverschrokken en vrijmoedig in het getuigen van en spreken over de Heer Jezus Christus? Of zijn er bij ons ook van die hindernissen? Hoe nemen we die hindernissen? Zo maar enkele vragen naaar aanleiding van hoofdstuk 2 …
A. Inleiding tot hoofdstuk 2
We willen ons op deze plaats eerst een belangrijk principe van bijbelstudie inprenten, namelijk het achtslaan op het verband van een gedeelte of een bijbelplaats met het voorafgaande en/of navolgende. We hebben immers bij het overdenken van hoofdstuk 1 gezien, dat de apostel Paulus na inleidende groeten erover schreef, dat zij – hij en zijn medearbeiders – God voortdurend daarvoor dankten, dat de Thessalonikers duidelijke kenmerken van het nieuwe leven in hun levensleiding vertoonden. Daardoor is de echtheid van hun bekering bewezen. Het evangelie, dat aan hen verkondigd was, had een krachtige uitwerking. Daarbij was het voorbeeld van de verkondiger niet onbelangrijk. Paulus heeft dat zo uitgedrukt: “…; u weet immers hoe wij onder u geweest zijn” (1:5). Daarop komt hij nu in het 2e hoofdstuk terug, en wel in de verzen 1-12. Bovendien had hij in hoofdstuk 1 al genoemd, dat de gelovigen in Thessalonika van het begin af verdrukking van de kant van de ongelovigen ondervonden. In hoofdstuk 2:13-16 werpt hij een blik op de mensen die deze verdrukking veroorzaakten. Daarbij schrijft hij aan het einde van dit hoofdstuk weer over de komst van de Heer. Dus zien we een duidelijk verband tussen hoofdstuk 1 en 2.
B. Indeling van hoofdstuk 2
- Het aannemen van de apostel Paulus en zijn medearbeiders in Thessalonika en hun verkondiging na het voorafgegane lijden in Filippi (vers 1 en 2).
- Zeven negatieve eigenschappen, die bij deze dienaars van de Heer niet voorhanden waren (vers 3-6).
- Zeven positieve eigenschappen, die wel bij hen gevonden werden (vers 7-12).
- Hoe de Thessalonikers het woord van God aangenomen hadden (vers 13).
- Hoe de Joden zich als vijanden van God bewezen (vers 14-16).
- Het verlangen van de dienaars van de Heer om de Thessalonikers terug te zien. Tenslotte een blik op de komst van de Heer Jezus (vers 17-20).
C. Uitleg van hoofdstuk 2
“Want u weet zelf, broeders, dat onze ingang bij u niet vergeefs is geweest; maar hoewel wij tevoren hadden geleden en ons smaadheid was aangedaan in Filippi, zoals u weet, hebben wij vrijmoedigheid in onze God gehad om tot u onder veel strijd over het evangelie van God te spreken” (1 Thess. 2:1-2).
Paulus herinnert de briefontvangers nog eens aan zijn kort verblijf in Thessalonika, dat hij hier “onze ingang bij u” noemt. Al in hoofdstuk 1:9 heeft hij genoemd, dat men zelfs in Achaje, Macedonië en nog verder ervan sprak, welke ingang (welke aanname) zij bij de Thessalonikers destijds hadden.
Maar hoewel wij tevoren hadden geleden … in Filippi: Lees nog eens Handelingen 16 na, Hoe Paulus en Silvanus (Silas) in Filippi geleden hadden: Eerst heeft men hen op markt voor de overheid gesleept, daarna naar de praetoren (Romeinse bestuurders); men scheurde hen de kleren van het lijf en aansluitend gegeseld; daarna werden zij gevangen gezet, en wel op een bijzonder zekere plaats in de gevangenis; ten langen leste werden hun voeten in een stok (of blok; houten martelwerktuig, waarin de voeten van de gevangenen vastgeklemd werden). Wat hadden ze gedaan? Zij hadden bij een door satan geknechte vrouw een demon uitgedreven. En hoe hadden Paulus en Silas op die mishandelingen gereageerd? Omstreeks middernacht baden zij en zongen Gods lof (Handelingen 16:25). In de moeilijkste omstandigheden ook dat nog: bidden en zingen!
Zeker heeft deze ervaring bij deze mannen een diepe blijvende indruk nagelaten. Het was overigens niet de eerste keer dat Paulus mishandeld werd. In Lystra werd hij een of twee jaar eerder gestenigd, en omdat men geloofde, dat hij gestorven was, heeft men hem uit de stad gesleept (Handelingen 14:19).
Het evangelie van God te spreken: Ondanks deze zo ongunstige uiterlijke omstandigheden hebben zij in hun harten toch een diepe vrede. En met hun mond spraken zij onverschrokken en bereidwillig het evangelie van God. Voor hen was er niets heerlijkers, dan mensen met deze boodschap voor zondaars – het genade-aanbod door Zijn Zoon Jezus Christus, bekend te maken.
Hebben wij vrijmoedigheid in onze God gehad: We willen ons afvragen of ook wij onverschrokken, vrijmoedig zijn in het belijden van onze Heer voor de mensen, die Hem nog niet kennen. Dat gaat mogelijkerwijze niet zonder geestelijke strijd. Er zijn hindernissen te overwinnen: bij de een is dat bekwaamheid, bij de ander ontbreekt het aan moed, bij de ander ontbreekt de tijd, bij de volgende … Wat is het bij jou wat je tegengehouden heeft, de Heer Jezus te belijden en je om het heil van verloren mensen te bekommeren, die allen een onsterfelijke ziel hebben?
Onder veel strijd: De verkondiging van het evangelie gebeurt onder grote strijd. Misschien dacht de apostel daarbij aan de vijandschap van de mensen, die zich tegen het evangelie verzetten. Of was het de strijd in gebed om de verlorenen? Paulus verkondigde geen “neem-of-laat-het-evangelie”. Het was noch een “theologie” noch een Christelijke filosofie, die de waarheid juist verklaarde; het was ook geen mystiek persoon, die over zijn dromen, indrukken of ervaringen sprak. Hij verkondigde het evangelie met het brandend verlangen naar de bekering van verlorenen en onder grote strijd. Bij zo’n verkondiging konden de beloofde vruchten niet uitblijven.
(Wordt zo de Heer wil vervolgd).
Werner Mücher, © Folge mir nach
Geplaatst in: Bijbel
© Frisse Wateren, FW